Nederlandse filmindustrie
Ongetwijfeld is 1955 voor de Nederlandse film
industrie een belangrijk jaar geweest. Er viel
een duidelijke qualitatieve en quantitatieve
vooruitgang in de productie te constateren,
terwijl allerwegen een stijgende belangstelling
voor deze productie en de niet baar samen-
bankende vraagstukken merkbaar is «ewor-
deu. Het meest verbeugende is ecbter wel bet
feit, dat bet publiek de Nederlandse film beeft
leren waarderen. Het is tijdens bet verslagjaar
herhaalde malen voorgekomen, dat bij ver
toning van Nederlands bijwerk in de bioscopen
spontaan applaus weerklonk, terwijl de tweede
speelfilm welke dit jaar gereed kwam in ons
laud een belangstelling genoot, welke zelden
door enige geïmporteerde film is geëvenaard,
on ook in liet buitenland met succes kon wor
den vertoond.
Met voldoening kon worden vastgesteld, dat
de Nederlandse avond, waarmede de elders in
dit verslag gememoreerde Film week Arnbem
besloten werd, een overtuigende demonstratie
was van bet vakmansebap van onze Neder
landse filmers.
Het loffelijke besluit van de Minister van On
derwijs, Kunsten en Wetenschappen om de
door hem voor 1955 ter besebikking gestelde
prijzen voor de beste korte Nederlandse films,
tijdens deze manifestatie uit te reiken, beeft
aan deze nationale aA^ond bijzondere luister
verleend.
De beide hoofdprijzen in de rubriek „vrije en
sponsored films" vielen ten deel aan Bert
Haanstra voor de kleurenfilm „Strijd zonder
einde" en Herman van der Horst voor „Vieren
maar!". Eervolle vermeldingen in deze rubriek
ontvingen: Otto van Neijenboff voor zijn film
„Vrij buiten", Louis A. van Gasteren (Spec
trum Film) voor „Railplan 68", Marten Toon
der voor de tekenfilm in kleuren „De kring
om de maan" en Joop Geesinks „Ligbt and
Mankind", inzonderheid voor het werk van
Frans Hendrix en Jan Coolen. De prijs in de
rubriek: „in opdracht vervaardigde films
werd toegekend aan Wim Gerdes (N.V. Multi-
film) voor de film „Er is een tijd van ko
men De Polygoon-Prof il ti productie „Uit
vuur en vlam" kreeg een eervolle vermelding
voor het camerawerk van Piet Buis en Jan
Moonen.
Ook aan tal van buitenlandse festivals of
andere manifestaties van deze aard hebben
Nederlandse films deelgenomen, waar zij her
haalde malen onderscheiden werden. Zo werd
tijdens het Golden Reel Film Festival van de
American Film Assembly te New York aan
twee Nederlandse films de hoogste onderschei
ding, de zogenaamde „Golden Reel Award",
toegekend, namelijk aan Bert Haanstra voor
„Panta rhei" in de groep „experimentele en
avant-gardistische films" en aan Joop Geesink
voor „Story of light" in de categorie „propa
gandafilms". Laatstgenoemde film werd tevens
op de Vijfde Fiera di Milano bekroond, met
de door de Biënnale van Venetië, de XVIe
Internationale Tentoonstelling van Filmkunst,
voor de meest kunstzinnige propagandafilm
uitgeloofde prijs. Bovendien werd aan deze
film de door het Italiaanse Ministerie van
Buitenlandse Zaken ter beschikking gestelde
coupe toegekend.
Op de Vle Internationale Tentoonstelling van
de Documentaire en Korte Film, welke te
Venetië aan het festival van de speelfilm voor
afging en ongetwijfeld de belangrijkste mani
festatie van deze aard was welke in het ver
slagjaar heeft plaatsgevonden, verwierf Bert
Haanstra's „Strijd zonder einde" de eerste prijs
in de categorie „techniek en arbeid". Veel
succes oogstten onze filmers ook op het IXe
Internationale Festival van de Documentaire
Film in Edinburgh, waaraan werd deelgeno
men door laatstgenoemde film van Haanstra,
door de film „Introducing the Netherlands"
van Ytzen Brusse, „Het zwarte zand" („View
of Middelharnis") van Charles Huguenot van
11