Raad van Beroep De benoeming van arbiters vond in 1958 op 15 Juli plaats. Aangezien de heer B. J. Schim mel inmiddels een functie buiten het bedrijf had aanvaard, was een vacature ontstaan; hier in werd voorzien door benoeming van de heer L. W. R. Meyer. De voorzitter, de vice-voorzit- ter en de overige arbiters werden herbenoemd. Op 12 Augustus vond overeenkomstig artikel 12 D van het Arbitrage Bondsreglement de lo ting ten overstaan van het Hoofdbestuur plaats. De samenstelling van de Kamers werd hierdoor: R. Uges, Rijswijk, lid-Voorzitter; D. J. van Leen, Wassenaar, lid-plaatsvervangend-Voor zitter. Eerste Kamer: C. H. de Lange, Alkmaar, B. W. G. van Royen, Amsterdam, J. L. Paerl, Amsterdam en E. J. Verschueren, Hilver sum. Tweede Kamer: M. Desmet, Eindhoven, A. F. Wolff, Utrecht, H. S. Boekman, Amsterdam, L. W. R. Meyer, Amsterdam. Secretaris was wederom de heer J. G. J. Bos man. In het verslagjaar werd één hoger beroep aan hangig gemaakt. De Raad hield dit jaar geen zitting, zodat het beroep ter behandeling in het volgende jaar bleef liggen. Bovendien kreeg de Raad opnieuw te behan delen een hoger beroep, waarin in 1954 dooi de Tweede Kamer uitspraak was gedaan, in een geschil tussen twee leden-filmfabrikanten. Deze uitspraak, waartegen zoals in het jaar verslag over 1954 reeds is vermeld door één der partijen een nietigheidsprocedure was aan gespannen, is namelijk door de Arrondisse- ments-Rechtbank te Amsterdam vernietigd, welke vernietiging in 1958 door het Gerechts hof te Amsterdam is bekrachtigd. De Recht bank sprak de nietigheid van het vonnis van de Raad uit onder meer overwegende, dat de Raad zich dient te houden aan de door par tijen in hoger beroep getrokken grenzen van het geschil en de feitelijke gronden niet mag aanvullen; dat de Raad dit, door te beslissen buiten de in hoger beroep geponeerde stel lingen van partijen om dat de tussen partijen gesloten overeenkomst niet voorziet in de mo gelijkheid van een individuele schadevorde ring door een of meer ondertekenaars, wel heeft gedaan en daarmede, gaande buiten de grenzen van de aan arbiters verstrekte op drachten, uitspraak heeft gedaan over zaken welke niet zijn geëist. Het Gerechtshof over woog te dezen aanzien nog nader, dat de Raad een eigen oordeel omtrent de bedoelingen van partijen bij het aangaan van haar overeen komst heeft gegeven, waarbij de Raad aan die bedoelingen een andere inhoud gaf dan die, waarover partijen het kennelijk eens waren, hetgeen de Raad niet geoorloofd is. De hernieuwde behandeling van het onder havige hoger beroep vond niet meer in het ver slagjaar plaats. Gemengde arbitrage In de Gemengde Commissie van Geschillen werden in 1958 enige mutaties aangebracht, waardoor deze Commissie als volgt was samen gesteld J. C. A. Meischke, Amsterdam, Voorzitter; M. Samson, Rotterdam, Plaatsvervangend Voorzitter; leden J. E. F. de Nijs, Breda A. van Bloemendaal, Groningen Mr. J. Derks, Amsterdamplaats- J. v. d. Horst, Amsterdam") vervangende leden H. W. Hagenberg, Secretaris Er werden in het verslagjaar geen geschillen aanhangig gemaakt, zodat de Commissie niet bijeen behoefde te komen. Gemengde Raad van Beroep De samenstelling van de Gemengde Raad van Beroep onderging in het verslagjaar voor wat de door de Nederlandsche Vereeniging van Bioscoopreclame-exploitanten benoemde leden en plaatsvervangende leden betreft een wijzi ging. In 1958 hadden zitting: R. Uges, 's-Gravenhage, Voorzitter; D. J. van Leen, Wassenaar, plaatsvervangend Voorzit ter; J. Smit, Amsterdam, C. H. de Lange, Alk maar, B. W. G. van Royen, Amsterdam en G. Turel, Amsterdam, leden; J. Duits, Dor drecht, M. Desmet, Eindhoven, A. M. van Swieten de Blom, 's-Gravenhage en A. F. Wolff, Utrecht, plaatsvervangende leden en J. G. J. Bosman, Secretaris. 24

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1958 | | pagina 25