Hoofdbestuursarbeid 32 De voortdurende veranderingen in de verhou dingen op amusementsgebied, die zich niet al leen nationaal, maar ook internationaal op soms revolutionnaire wijze voordoen, hebben het Hoofdbestuursbeleid in 1958 voor een be langrijk deel bepaald. Meer dan ooit had het Hoofdbestuur zich te beraden over het aan wenden van middelen, die het film- en bio scoopbedrijf zouden moeten verzekeren van het behoud van een eigen plaats in de tegen woordig zo omvangrijke, veelomvattende en zich nog steeds uitbreidende bedrijfssector van het amusement. Het valt te begrijpen, dat de algemene vraag stukken, waarvoor onze bedrijfstak zich ziet gesteld, in sterke mate hun weerspiegeling vonden, en stellig ook in de toekomst zullen vinden, in de vergaderingen van het Hoofd bestuur. Het streven om voor het film- en bio scoopbedrijf een rechtvaardige en gelijkwaar dige concurrentiepositie ten opzichte van de overige takken van het amusementsbedrijf te veroveren kwam onder meer tot uiting in de activiteit van het Hoofdbestuur op het terrein der vermakelijkheidsbelasting. De ontwikke ling van en de verhouding tot de televisie, in verschijningsvorm nauw aan de film verwant, hadden de onafgebroken aandacht van het College. Voorts nam het Hoofdbestuur de mogelijkheid in onderzoek van stimulering van filmbelangstelling en bioscoopbezoek, hetgeen resulteerde in de instelling van een studie commissie. Uiteraard heeft het Hoofdbestuur niet minder aandacht geschonken aan de gebruikelijke or ganisatorische arbeid, zoals de voorbereiding, uitvoering en toepassing van reglementen en besluiten, het contact met de leden en bedrijfs afdelingen en dergelijke. Ook nu weer bleek de belangrijke en centrale plaats van onze organi satie uit de uitgebreide correspondentie en de talrijke besprekingen, welke door of namens het Hoofdbestuur werden gevoerd met over heidsinstellingen, bonden en verenigingen enz. omtrent kwesties op nagenoeg ieder terrein. Tot slot zij nog melding gemaakt van de acti viteiten van het Hoofdbestuur in verband met het veertigjarig bestaan van de Bond en de galavoorstelling ten bate van het Prins Bernhard Fonds, welke in het kader van het jubileum heeft plaatsgevonden. Een overzicht aangaande een groot deel van de arbeid van het Hoofdbestuur is in dit hoofd stuk samengevat. In andere hoofdstukken van dit verslag is omtrent de werkzaamheid van het College nog verspreid gerapporteerd. Aan het begin van het verslagjaar had het Hoofdbestuur de volgende samenstelling: Joh. Miedema, Voorzitter; H. S. Boekman, Vice-VoorzitterR. Uges, Secretaris; W. K. G. van Royen, Penningmeester; D. J. van Leen, Gedelegeerde; M. Desmet, L. Groen, B. J. Schimmel en A. F. Wolff, leden. Door het tussentijdse aftreden van de heer Schimmel wegens het aanvaarden van een functie buiten het film- en bioscoopbedrijf ontstond er een vacature in het Hoofdbestuur, waarin werd voorzien door de benoeming in de buitengewone ledenvergadering van 10 Februari van de heer J. P. M. A. Smulders. Van de Hoofdbestuursleden waren in het ver slagjaar aan de beurt van aftreden de Voor zitter, de heer Joh. Miedema, het zo juist be noemde lid, de heer Smulders, alsmede de heer Uges. De jaarlijkse algemene ledenvergadering van 27 Mei herbenoemde de heer Miedema als Voorzitter en de heren Smulders en Uges als leden bij enkele candidaatstelling. Het Hoofd bestuur benoemde de heer Uges wederom tot Secretaris van het College. Afgezien van vo rengenoemde mutatie kwam er ook in de rest van het jaar geen wijziging in de samenstelling van het Hoofdbestuur. Het Hoofdbestuur kwam in 1958 13 maal in vergadering bijeen (17 vergaderingen in 1957). Het Dagelijks Bestuur vergaderde 16 maal (17 maal in 1957).

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1958 | | pagina 33