40
resultaat aan het Hoofdbestuur rapport uit te
brengen. Het spreekt van zelf, dat deze com
missie speciaal het gehele vraagstuk van de
reclame en propaganda aan een uitvoerige
studie zou moeten onderwerpen.
Tot leden van de commissie werden benoemd
de heren J. G. J. Bosman, L. van Dommelen,
G. J. H. Dujardin, M. Gerschtanowitz, J. Mie-
dema, B. W. G. van Royen, J. P. M. A. Smul
ders en Mr. H. Wilton. Als secretaris werd aan
de commissie toegevoegd de heer H. W. Hagen-
berg. Door deze samenstelling was men van
een ruime aanpak van het probleem verzekerd.
De commissieleden, die op 14 April door de
Bondsvoorzitter werden geïnstalleerd, be
noemden de heer Van Royen uit hun midden
tot voorzitter.
De commissie, die gemakshalve werd aange
duid met de naam Studiecommissie Publici
teit, heeft reeds kort na haar oprichting een
enquête onder de leden ingesteld teneinde na
dere feitelijke gegevens te verkrijgen aangaan
de de toegepaste reclamemethoden. De ver
zameling en bestudering van deze gegevens
hebben begrijpelijkerwijze veel tijd gevergd,
terwijl ook de grote omvang van het studie
project en de belangrijke financiële conse
quenties, welke met de uitvoering van even
tuele plannen gemoeid zijn, het de commissie
onmogelijk bleken te maken haar taak op
korte termijn te volbrengen. Niettemin kon de
Studiecommissie Publiciteit nog juist in het
verslagjaar haar eerste uitvoerige rapport aan
het Hoofdbestuur voorleggen. Omtrent een
aantal problemen, welker bestudering niet was
voltooid, zal de commissie nader verslag uit
brengen.
Het eerste rapport van de Studiecommissie
Publiciteit zal het Hoofdbestuur in het begin
van 1959 in behandeling nemen. Gezien de
grote betekenis, welke aan het onderwerpe-
lijke vraagstuk moet worden gehecht voor de
toekomstige ontwikkeling van het Nederland
se film- en bioscoopbedrijf, zal het Hoofdbe
stuur op krachtige wijze naar het gestelde doel
blijven streven, zodat de eerste tastbare resul
taten van het onderzoek eerlang in het nieuwe
Bondsjaar mogen worden tegemoetgezien.
Voorbereiding Film week in 1959
Tijdens het verslagjaar heeft het Hoofdbestuur
zich beziggehouden met de vraag, of er geen
aanleiding toe bestond in 1959 opnieuw een
filmmanifestatie te organiseren in de trant van
de Filmweek Arnhem 1955 en de Internatio
nale Filmweek Den Haag 1957. Het Hoofd
bestuur huldigde in dit opzicht de opinie, dat
deze vraag zonder twijfel bevestigend behoor
de te worden beantwoord. Het welslagen van
beide filmweken, in plaatsen gelegen in ver
schillende delen van het land en ook naar
karakter en omvang onderling sterk afwijkend,
heeft immers aangetoond, dat de manifestatie
in de steden, waarin zij tot nu toe en onder wis
selende omstandigheden is gehouden, alleszins
in een behoefte heeft voorzien. Aan de ene
kant is het van het grootste belang, dat allen
in Nederland, die uit hoofde van functie of
beroep hebben te maken met het filmwezen in
zijn onderscheiden aspecten dan wel uit ande
ren hoofde bijzondere belangstelling voor het
filmverschijnsel hebben, periodiek een ont
moetingscentrum hebben, waar gedachten
kunnen worden uitgewisseld en de dikwijls
niet geringe problemen van zeer uiteenlopen
de aard aan de orde kunnen komen. Aan de
andere kant is het van niet minder betekenis,
dat ook het publiek regelmatig kan kennis
nemen van hetgeen er in ons land op film-
gebied gaande is, iets waarvoor in andere lan
den met grote filmcentra en kostbare film
festivals de mogelijkheden als het ware voor
het grijpen aanwezig zijn. De filmweken van
1955 en 1957 hebben een dusdanige, geheel
eigen en aan Nederlandse verhoudingen aan
gepaste, gestalte gekregen, dat aan beide desi-
derata geacht kan worden te zijn voldaan.
Het Hoofdbestuur stelde zich derhalve op het
standpunt, dat het zeer gewenst is ook in de
toekomst voort te gaan met het organiseren
van de filmweken in de vorenaangegeven
vorm, waarbij een levendige mengeling wordt
verkregen van congressen, tentoonstellingen
en feestelijke premièrevoorstellingen. Bij het
contact hierover met het Rijk, de gemeente
lijke overheden en het Holland Festival bleek
men van deze zijden eveneens veel bereidheid
aan de dag te leggen om wederom steun te ver
lenen aan een in 1959 te houden filmweek
volgens het beproefde patroon.
Alhoewel in het verslagjaar nog geen beslis
sing was gevallen aangaande de plaats waar
en de tijd gedurende welke de filmweek zou
moeten worden gehouden, staat het reeds vast,
dat in gebruikelijke samenwerking van be
drijfsorganisatie, Rijk en Gemeente deze
zo langzamerhand traditionele manifestatie
wederom in het kader van het Holland Festi
val in 1959 zal plaats hebben.