televisie mede als gevolg van de sterk toege
nomen vraag van het publiek naar televisie
toestellen bij de beoordeling van de gang van
zaken in ons bedrijf niet langer buiten be
schouwing kan worden gelaten. Zoals uit de
houding van het Nederlandse film- en bio
scoopbedrijf en van zijn organisatorische lei
ding in het bijzonder in de afgelopen jaren
gebleken is, zijn wij niet zo zeer bezorgd over
de mededinging van dit nieuwe medium
als zodanig, namelijk door zijn electronische
distributie- en vertoningsmogelijkheden en
visuele verwantschap, ofwel door de kwaliteit
van het gebodene, maar veeleer over de moge
lijkheden welke de Overheid de televisie ge
wild en ongewild geeft ter ontplooiing zulks
in tegenstelling tot de smalle basis welke ons
bedrijf voor zijn voortbestaan en ontwikkeling
gelaten wordt.
Èn in het vorige verslag èn bij gelegenheid van
de jubileumviering hebben wij niet geaarzeld
met grote nadruk te wijzen op deze ongewoon
grote preferentie ten koste van het film- en
bioscoopbedrijf. Tegenover de zuiver particu
liere investering van ons bedrijf staat de four
nering van enige tientallen millioenen van
Rijkswege aan research en zenders, waarmee
het nieuwe medium technisch van de grond
is geholpen; tegenover de ontheffing, bij wet
geregeld, van de omzetbelasting op de kijk
gelden ter financiering door de omroepvereni
gingen van studio en productie, de twaalf mil-
lioen jaarlijks ruim overschrijdend, staat de
pyramide van omzetbelastingheffing op onze
productie, verhuur en exploitatie.
Het eigenaardige van de televisie is, dat de
investering in en de kosten van de ontvangst
accommodatie op het publiek worden af
gewenteld, zodat wij veilig mogen aannemen,
dat nu reeds of zeer binnenkort naast het kijk
geld een jaarlijkse last op de bezitter van een
televisietoestel gaat drukken, die welhaast ge
lijk staat met de totale ontvangsten uit de
kaartverkoop van het bioscoopbedrijf. In deze
enorme finantiële participatie van de televisie
verbruiker, hierbij de extra tijdbesteding nog
buiten beschouwing latend, schuilt naar onze
mening een van de ernstigste concurrerende
factoren voor ons bedrijf. Nochtans geschiedt
zij vrij van extra belastingen. Hiertegenover
staat, dat ons bedrijf, en het zou niet anders
willen, het volledige risico van zijn investering
draagt, maar de ter vrije keuze van het publiek
te betalen entreeprijs nog altijd wordt belast
met een extra gemeentelijke heffing van circa
vijftien millioen per jaar.
Naar onze mening bestaat er te weinig begrip
bij de verantwoordelijke instanties voor het
feit, dat de positie van ons bedrijf in enige ja
ren tijd welhaast revolutionnair is veranderd.
Het ligt voor de hand, dat van bedrijfszijde
grote dingen nodig zijn om de komende ont
wikkeling het hoofd te bieden, maar dat het
verschaffen van de middelen tot grotere in
vestering uitermate bemoeilijkt wordt door
een lastendruk die in het licht van de nieuwe
omstandigheden buitensporig en niet langer
gemotiveerd is. Aarzeling in een voor ons be
drijf beslissende periode zou ons jaren achter
op kunnen brengen en aangezien de bio
scoop als maatschappelijk verschijnsel in de
behoefte zal moeten blijven voorzien een
verpauperd voortbestaan tot gevolg hebben,
dat ook de culturele verworvenheid van de
laatste jaren op filmgebied teloor doet gaan.
Caveant consules!
Men kan niet zeggen, dat het Nederlandse
film- en bioscoopbedrijf heeft stil gezeten. Het
algemeen niveau is niet onbevredigend. Dit is
door niet-bedrijfsgenoten en inzonderheid door
de Overheid bij gelegenheid van het veertig
jarig bestaan onzer organisatie zoals elders
in dit verslag wordt gereleveerd nog eens
met nadruk bevestigd. De organisatorische lei
ding heeft vele maatregelen genomen, die van
élan getuigen en het bedrijf naar vermogen
voorbereiden op zijn steeds moeilijker wor
dende positie. Men denke aan de regelingen
in het zakelijke verkeer, aan de normen
voor vestiging, aan de vorming van technisch
personeel en de uitoefening van technisch toe
zicht, aan de equipering van een speelfilm
studio, aan de bijdragen in de financiering
van Nederlandse films, aan de bevordering
van vakbekwaamheid van leidinggevend per
soneel en scheppende krachten, aan de ver
betering van de sociale voorwaarden der werk
nemers, aan het onderzoek naar en het even
tueel scheppen van de mogelijkheden tot
krachtiger stimulering van het bioscoopbe
zoek, aan de bevordering van research aan
gaande film- en bioscoopbedrijf en zijn cultu
rele standing. Een omvangrijke werkzaam
heid, waaromtrent in de onderscheiden hoofd
stukken van dit verslag uitvoerig wordt gerap
porteerd.
Dit alles en inzonderheid de directe strijd van
onze zaken om haar bestaan zal de kapitaal
behoefte in de naaste toekomst doen toenemen,
4