62 Een en ander was gebeurd op aandrang van een buiten landse leverancier. Ter afdelingsvergadering van 12 December nam men het standpunt in, dat met een dergelijke ontwikkeling het algemeen bedrijfsbelang niet was gediend, weshalve de leden in overweging werd gegeven voortaan voor een dergelijke aandrang van buitenlandse leveranciers niet te zwichten. De Afdeling „Het Oosten" heeft de aandacht gevestigd op de hoge kosten, die veroorzaakt worden, doordat soms de filmprogramma's in gedeelten naar verschil lende adressen moeten worden doorgezonden. Zij ver zocht na te gaan, of het niet mogelijk was het programma in zijn geheel te laten doorzenden, bijzondere uitzonde ringen daargelaten. Ook vroeg de Afdeling „Het Oosten" te bevorderen, dat in de gevallen dat de terugzending der programmina's niet bijzonder urgent is, van een goedkope wijze van verzending gebruik mag worden gemaakt zoals per bode of als vrachtgoed. Over deze aangelegenheid is in de afdelingsvergadering van 16 Mei van gedachten gewisseld. Daarbij is vastge steld, dat de filmverhuurders zelf bij voorkeur een vaste combinatie van hoofdfilms en bijwerk gebruiken, maar dat deze combinatie vaak verbroken moet worden om te voldoen aan allerlei bijzondere eisen, welke de leden exploitanten ten aanzien van het bijwerk stellen. Derhalve is besloten er bij de leden op aan te dringen om ter besparing van de vrachtkosten zoveel mogelijk gebruik te maken van vaste combinaties van hoofdfilm en bijwerk en voorts hun afnemers te vragen zo min mogelijk afwijkende eisen ten aanzien van het bijwerk te stellen. Wat de retourzending betrof nam de ledenvergadering het standpunt in, dat waar de Bondsvoorwaarden voor alle verzendingen vervoer per spoor als expresgoed als regel stellen, afwijking alleen in individuele gevallen bij afzonderlijke overeenkomst tussen exploitant en ver huurder mogelijk is en dat het ongewenst is de alge mene regel te wijzigen. Van de zijde van het Verband der Filmverleiher e.v. te Frankfurt am Main is de afdelingsvoorzitter benaderd met een plan voor de oprichting van een internationale organisatie van filmverhuurders. Dienaangaande heeft de voorzitter verschillende besprekingen gevoerd. Het Afdelingsbestuur heeft met dit plan zijn instemming betuigd en ook het Hoofdbestuur heeft zich in principe bereid verklaard daaraan mede te werken. Nu er reeds jarenlang internationale organisaties van filmproducen ten en bioscoopexploitanten functionneren, zou onge twijfeld ook een organisatie van filmverhuurders op internationaal terrein belangrijk werk kunnen verrich ten. Wij zien dan ook met belangstelling de verdere uitwerking der plannen tegemoet. Ook in het afgelopen jaar heeft het Bestuur zich bezig moeten houden met klachten van afdelingsleden over buitenlandse leveranciers, die hun verplichtingen ten aanzien van de levering van bepaalde films niet wilden honoreren. Niet alle klachten waren voldoende gegrond om in te grijpen. Gebleken is, dat meestal het zenden van een circulaire aan de leden om op aanbiedingen van de betrokken films niet in te gaan, na kortere of langere tijd voldoende effect sorteerde. De Filmhuurschuldcommissie verzond in het verslag jaar 619 sommaties (in 1957: 546) nopens recettestaten en filmhuurbetalingen, betrekking hebbende op een ge zamenlijk filmhuurbedrag van ƒ128.015,48 (in 1957: ƒ120.152,58). De boycotmaatregel werd 30 maal (in 1957: 20 maal) toegepast. In de ledenvergadering van 16 Mei is ter sprake geko men een klacht van de Voorzitter der Commissie van Geschillen over de vele betalingsgeschillen, die bij deze Commissie worden aanhangig gemaakt en die voorko men kunnen worden door gebruik te maken van de bevoegdheid om bij niet-tijdige betaling van de film- huur een sommatie door de Filmhuurschuldcommissie te laten zenden. Derhalve heeft het Bestuur er bij de leden op aangedrongen aan afnemers, die regelmatig met de betaling van filmhuur traineren, rode kaarten te zenden en om in twijfelgevallen de Filmhuurschuld commissie te raadplegen. Hetzelfde vraagstuk is andermaal besproken in de af delingsvergadering van 12 December, waarbij de namen zijn genoemd van de leden-exploitanten, die er een gewoonte van maken de betaling der filmhuur zolang te rekken, totdat er een geschil tegen hen is aanhangig gemaakt en de oproep der Commissie van Geschillen is verschenen. Algemeen bleken de leden de opvatting toe gedaan, dat tegen deze afnemers steeds het sommatie systeem moet worden gehanteerd. Verwacht mag wor den, dat hiermede bereikt is, dat de Commissie van Geschillen niet langer als incasso-instituut behoeft te fungeren. Ter bespreking van de moeilijkheden, die door vertra ging bij de keuringswerkzaamheden waren ontstaan, hebben de voorzitter en de administrateur op 14 Augus tus een onderhoud gevoerd met de voorzitter der Cen trale Commissie voor de Filmkeuring, Mr. D. Bijden- dijk. Daarbij is gebleken, dat er inmiddels interne maatregelen waren genomen ter voorkoming van ver dere vertragingen, zodat de moeilijkheden daarmede uit de weg waren geruimd. Verder heeft Mr. Bijdendijk enige wensen ten aanzien van het gebruik van film titels en reclamemateriaal kenbaar gemaakt. Deze wen sen zijn ter kennis gebracht van de afdelingsleden. Voor het overige kan slechts gemeld worden, dat de verstandhouding tussen de leiding der Centrale Com missie en het filmverhuurbedrijf gekenmerkt werd door correcte zakelijkheid, al blijft er natuurlijk steeds ver schil van inzicht bestaan ten aanzien van de leeftijds grenzen, waartoe de films worden toegelaten, de al of niet toelaatbaarheid van sommige films en de al of niet noodzakelijkheid van het aanbrengen van, zij het meestal kleine, coupures. De Katholieke Filmcentrale heeft in het verslagjaar 513 (in 1957: 469) hoofdfilms gekeurd. In 126 (108) geval len is de K.F.C, afgeweken van de uitslag der Rijks- filmkeuring. Veertien (in 1957 eveneens 14) films wer den ontoelaatbaar verklaard. Dit betrof in 13 gevallen films, die de Rijksfilmkeuring voor personen boven 18 jaar toelaatbaar had verklaard. Een der door de K.F.C, verboden films had de Rijksfilmkeuring voor personen boven 14 jaar toegelaten. Van de films, die de Rijksfilmkeuring voor alle leef tijden had toegelaten, heeft de K.F.C, er zeven in de klasse B, zes in de klasse C I en één in de klasse C II ingedeeld. Van de films, die de Rijksfilmkeuring had toegelaten voor personen boven 14 jaar, heeft de K.F.C, er 35 in gedeeld in de klasse C I, vijf in de klasse C II, twee in de klasse C III en één verboden. Ten slotte heeft de K.F.C, van de films, die de Rijks-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1958 | | pagina 62