TECHNISCHE COMMISSIE
waren circa 1750 premiebetalende verzekerden. Bovendien nemen nog vele werk
nemers deel in gedispenseerde pensioenregelingen. Deze regelingen waren door de
betrokken werkgevers reeds ten tijde van de instelling van het Fonds op 1 januari
1958 voor hun personeel getroffen en zijn zonodig aan de pensioennormen van het
Fonds aangepast. Het aantal werknemers dat aan dergelijke regelingen deelneemt
bedraagt nog eens enige honderden.
Einde 1961 was het Bestuur van het Bedrijfspensioenfonds voor het Film- en Bioscoop
bedrijf samengesteld uit de heren J. J. van der Veer, voorzitter; J. C. Vleggeert, vice-
voorzitter; R. Uges, secretaris; W. J. L. van der Bol, J. G. J. Bosman, W. F. Dubbelde-
man, W. J. F. van Ewijk, J. van Helden, J. H. Lefeber, H. Miedema, Mr. J. C. F. Pons,
E. J. Verschueren, A. F. Wollf en H. J. Zwart, leden. De heren Van der Veer, Vleggeert,
Uges en Miedema vormden het Dagelijks Bestuur. De in het Fonds samenwerkende
organisaties zijn de Nederlandsche Bioscoop-Bond en de werknemersbonden de
Katholieke Bond St. Antonius, de Algemene Bond Mercurius en de Unie van Werk
nemers in de Filmproductie- en Televisiebedrijven.
Het Gemeenschappelijk Administratiekantoor te Amsterdam trad wederom als admi
nistrateur van het Fonds op.
De Technische Commissie veranderde in 1961 niet van samenstelling, doordat de
periodiek aftredende commissieleden door het Hoofdbestuur werden herbenoemd.
De Commissie was dientengevolge ook in dit verslagjaar als volgt samengesteld:
D. J. van Leen, Voorzitter, O. P. Besseling, Th. Cornelissen, J. J. L. Gielisse, G. H.
Groenewegen, D. Siem Jr., H. W. Hagenberg, Secretaris en L. Claassen, plaatsver
vangend secretaris.
Slechts eenmaal kwam de Commissie in vergadering bijeen. Bij deze gelegenheid
werd onder andere gesproken met vertegenwoordigers van de leveranciers van
Xenon lampen over de mogelijkheid om betere voorlichting te geven ten aanzien
van de instelling en het gebruik van deze moderne lichtbron.
Dit gesprek resulteerde tenslotte in het van Bondswege uitgeven van een uitvoerige
handleiding voor het gebruik van Xenon lampen, waarvan de tekst op basis van
door de heer Th. v. d. Heuvel (Siemens) verstrekte gegevens in overleg met de be
trokken handelaren werd samengesteld. Het uitgangspunt van een en ander was,
dat door de technische dienst bij talrijke metingen werd vastgesteld, dat de licht-
verdeling op het projectiescherm bij toepassing van Xenon lampen dikwijls veel te
wensen overliet als gevolg van een minder juiste instelling van het optische systeem
van de lamp. Als regel was dit een gevolg van onvoldoende bekendheid met de
werking van deze nieuwe lichtbron. Een objectieve publikatie werd daarom nuttig
geacht, teneinde in de bestaande lacune te voorzien.
Voorts werden gedurende het verslagjaar aan het Hoofdbestuur voorstellen gedaan
met betrekking tot de reeds in het vorige jaarverslag genoemde technische normen
voor bestaande bioscopen, alsmede tot het instellen van een uniform filmcontrole
rapport. Verwacht werd, dat door het verplichte gebruik van dit rapport niet alleen
het aantal filmbeschadigingen zou kunnen worden gereduceerd, maar dat dit boven
dien een zorgvuldiger behandeling in het algemeen, van het kostbare filmmateriaal
ten gevolge zou hebben.
23