voor een ontwikkeling als vorenbedoeld. Mocht er op dit punt toch een ongewenste situatie dreigen, dan zal het Hoofdbestuur niet schromen om in het algemeen bedrijfs belang onverwijld die maatregelen te treffen, die het noodzakelijk oordeelt; daarbij wordt vooral gedacht aan een mogelijke herziening van artikel 3 der Bondsvoor- waarden. Nadat voldoende vergelijkingsmateriaal beschikbaar is, zal het Hoofdbestuur zich aan de hand van de resultaten van de proef in de onderhavige steden, waarvan de leden op de hoogte zullen worden gebracht, nader beraden over de aangelegenheid van de aanvang der vertoningsweken en over de wenselijkheid van een wijziging van de desbetreffende reglementaire bepaling. Krachtens artikel 10 van het Algemeen Bondsreglement zijn de donateurs verplicht om zich voor een termijn van drie achtereenvolgende jaren te verbinden tot het betalen van donatiegelden. Na afloop van deze termijn plachten de meeste donateurs wel voort te gaan met de betaling van donatiegelden, doch de Bond kon hierop geen rechten doen gelden. In enige gevallen heeft dit tot ongewenste situaties geleid. Ten einde op dit stuk grotere rechtszekerheid te scheppen heeft het Hoofdbestuur de jaarlijkse ledenvergadering voorgesteld genoemd artikel zodanig te wijzigen, dat de donateurs ook na afloop van de termijn van drie jaar zijn verbonden en wel telkens voor een tijdvak van een jaar, tenzij de donateurs hun donateurschap opzeggen, het geen op een termijn van zes maanden dient te geschieden. Voorts werd voorgesteld de in artikel 10 van het Algemeen Bondsreglement vermelde minimum donatie van 100- te brengen op 250-, zulks overeenkomstig hetgeen in de practijk reeds gebruikelijk was. De jaarlijkse ledenvergadering, bijeen in 's-Hertogenbosch op 10 april, heeft deze voorstellen zonder hoofdelijke stemming aangenomen. TOEPASSING EN UITVOERING VAN REGLEMENTEN EN BESLUITEN In het verslagjaar is een gering aantal verzoeken bij het Hoofdbestuur ingediend om dispensatie als bedoeld bij artikel 5 van het Bedrij f sbesluit Filmvertoning. Voorzover deze verzoeken betrekking hadden op de programmering van een zogenaamde reprise- week of op de vertoning van een extra hoofdfilm in een bepaalde week werden zij alle door het Hoofdbestuur ingewilligd. Enige malen werd de dispensatie geweigerd. Onder meer deed zich dat voor bij aanvragen tot het verlenen van dispensatie voor een langere periode, hetgeen niet in overeenstemming moet worden geacht met de opzet om de dispensatiebepaling alleen uitzonderingsgewijze en in incidentele ge vallen toe te passen. De algemene ledenvergadering van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders stelde in de loop van het verslagjaar een besluit vast ter regeling van de aankoop door de leden filmverhuurders van hervertoningsrechten op films. Dit afdelingsbesluit inzake zo genaamde tweede monopole- en reissuerechten had ten doel een einde te maken aan herhaaldelijk gerezen kwesties tussen filmverhuurders, voortvloeiende uit het feit, dat de verhuurder die een film het eerst in ons land had geëxploiteerd, moest ervaren, dat een collega vaak zelfs voor het verstrijken van de licentieperiode de hervertonings rechten had aangekocht. Laatstbedoelde verhuurder kon daardoor profiteren van de commerciële waarde welke de film dank zij de activiteiten van de eerste licentie houder had verkregen. De Afdeling vond het billijk, dat de verhuurder, die het vol ledige en veelal zeer grote risico van de filmaankoop voor een eerste licentieperiode op zich heeft genomen, ook de gelegenheid dient te hebben zich vóór anderen uit te 38

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1961 | | pagina 39