zich bijzondere omstandigheden voor, die het Hoofdbestuur aanleiding gaven de ge
stelde termijnen te verlengen. Het College meent het vertrouwen te mogen uitspreken,
dat beide bioscopen in de loop van 1962 naar behoren zullen worden gerestaureerd.
INTERNATIONALE FILMWEEK ARNHEM 1961
De vierde internationale filmweek heeft van maandag 5 juni t/m zaterdag 10 juni te
Arnhem plaats gehad. Met uitzondering van het jaar 1957, toen 's-Gravenhage als
gastvrouwe fungeerde, zijn alle filmweken derhalve in de Gelderse hoofdstad ge
houden. Zoals reeds eerder kon worden vastgesteld is deze plaats door ligging, door
aanleg en door sfeer bijzonder geschikt voor het houden van een feestelijke manifes
tatie als de filmweek. Zij bezit bovendien in het Rembrandt Theater, gelegen aan
het fraaie Velperplein, een representatief ontvangstcentrum.
De financiële basis voor deze filmweek, die weer in het kader van het Holland
Festival werd gehouden, werd gelegd door bijdragen van het Rijk, de gemeente
Arnhem en de Nederlandsche Bioscoop-Bond. De wens van het georganiseerde film
en bioscoopbedrijf om de filmweken regelmatig eens in de twee jaar te doen plaats
vinden wordt het beste gedemonstreerd door het feit, dat de jaarvergaderingen van de
Bond zowel van 1960 als van 1961 begrotingsposten hebben goedgekeurd ter dekking
van het financiële aandeel van de bedrijfsorganisatie in deze vierde filmweek. Dit
streven naar continuïteit bleek derhalve ook aanwezig bij het Rijk en de gemeente
Arnhem.
De organisatie van de week werd in handen gelegd van het Bestuur van de Stichting
Internationale Filmweek Arnhem 1961. Hierin hadden zitting de heren H. S.
Boekman, Vice-voorzitter van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en Voorzitter van de
Bedrijfsafdeling Filmverhuurders van de Bond, J. G. J. Bosman, Directeur van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond, Dr. J. Hulsker, Chef van de Afdeling Kunsten van het
Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Prof. Dr. Ph. J. Idenburg,
Voorzitter van de Raad van Beheer der Stichting Nederlands Filminstituut, A. J. de
Lorm, Directeur van het Gemeentemuseum te Arnhem, tevens vertegenwoordigende
de gemeente Arnhem, Dr. J. M. L. Peters, Directeur van de Stichting Nederlands
Filminstituut, en T. de Vaal, Directeur van het Nederlands Filmmuseum. Het voor
zitterschap werd bekleed door de heer De Lorm. Mr. J. den Daas fungeerde als
secretaris-penningmeester van de stichting.
Gezien de goede ervaringen opgedaan bij de vorige filmweken werd het hoofdbestand
deel van het programma wederom gevormd door een groot aantal in Nederland niet
eerder vertoonde films, die met veel zorg uit een aanbod van liefst 29 hoofdfilms en
32 korte films werden gekozen door een autonome selectiecommissie. Evenals in
1959 was deze commissie samengesteld uit de heren H. S. Boekman, J. G. J. Bosman,
Dr. Hulsker, W. K. G. van Roven, Vice-voorzitter van de Afdeling Amsterdam van
de Bond, en J. Spierdijk, kunstcriticus, alsmede Mr. J. den Daas als toegevoegd
secretaris. De heer J. C. Schuller, Hoofd van het Bureau Film van het Ministerie van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, trad op als plaatsvervanger van de heer
Hulsker. Ondanks de moeilijkheden waarvoor de commissie zich bij de vervulling
van haar taak gesteld zag, is het haar gelukt een programmering voor de in totaal elf
middag- en avondvoorstellingen vast te stellen, die een uitstekend beeld opleverde
van de stand der filmkunst op dat moment.
40