aan het effect afbreuk wordt gedaan, wanneer de advertenties met te grote tussen pozen worden geplaatst. Gelet op deze ervaring is voor het tweede jaar van de campagne een meer frequente plaatsing van advertenties vastgesteld, wat werd bereikt door het aantal plaatsingsweken te limiteren. Ter ondersteuning van de propagandacampagne dienden de affiches en projectieplaatjes die onder de leden bioscoopexploitanten werden gedistribueerd. Het Hoofdbestuur heeft de leden op gewekt hun eigen reclame zoveel mogelijk op de campagne af te stemmen, opdat de totale propaganda van het film- en bioscoopbedrijf een zo groot mogelijk profijt zal opleveren. Ook in het verslagjaar viel belangstelling te constateren bij andere bedrijfstakken en ondernemingen om met de eigen reclamecampagne in te haken op de actie van de Bond, wat als zodanig alleen maar kan worden toegejuicht. Het contact van de bedrijfsorganisatie met het reclamebureau werd wederom onder houden door een in 1960 door het Hoofdbestuur benoemde commissie, bestaande uit de heren J. G. J. Bosman, B. W. G. van Royen, J. P. M. A. Smulders en M. Gerschtanowitz. Als secretaris fungeerde de heer H. W. Hagenberg. Het spreekt vanzelf, dat de bezoekstimulerende werking van een collectieve campagne als de onderhavige zich moeilijk in cijfers laat uitdrukken. Een zodanig effect kan men trouwens van een actie die gedurende betrekkelijk korte tijd wordt gevoerd ook nauwelijks verwachten. Haar grote betekenis is daarom voor het ogenblik hierin gelegen, dat film en bioscoop mede hierdoor weer in het brandpunt der belangstelling zijn komen te staan. Daarbij komt nog, dat het film- en bioscoopbedrijf naar de over tuiging van het Hoofdbestuur in deze moeilijke periode zich moeilijk kan permitteren achter te blijven bij de dikwijls enorme activiteiten op propagandistisch gebied van concurrerende media in de sector van het vermaak. Alleen al uit hoofde van deze overwegingen is de campagne, die zich ongetwijfeld in een grote mate van populari teit bij het publiek mag verheugen, reeds thans als geslaagd aan te merken. Een ander aspect van de collectieve propagandamaatregelen wordt gevormd door het stelsel der geschenkbonnen, dat berust op het Bedrij f sreglement op de Geschenk bonnen van 17 november 1959. Met deze bonnen is beoogd uitbreiding te geven aan de servicemogelijkheden van het bioscoopbedrijf ten dienste van het publiek. In deze opzet is de bedrijfsorganisatie zeer zeker geslaagd. Het groeiende aantal bonnen, dat door het publiek wordt aangekocht, toont aan, dat zij in een behoefte voorzien. In 1961 werden circa lYi maal zoveel bonnen verkocht als het jaar daarvoor. Op merkelijk is ook de belangstelling, die het bedrijfsleven in toenemende mate voor de geschenkbonnen aan de dag legt, tot uiting komende in de aankoop van soms zeer grote hoeveelheden, hetzij ten behoeve van het personeel, hetzij ten dienste van de eigen reclame. Advertenties in de dagbladen, projectieplaatjes en affiches hebben voortdurend de aandacht van het publiek op deze vorm van service gevestigd. Het Bondsbureau was wederom belast met de distributie van de bonnen onder de leden-bioscoopexploi- tanten en met de financiële afwikkeling. In het kader van de propagandamaatregelen van Bondswege dient tenslotte nog melding te worden gemaakt van de instelling in 1960 van een persdienst, die tot taak heeft het contact tussen de Bond en de pers te onderhouden. Regelmatig worden door deze dienst berichten aan de pers verstrekt over tal van zaken op filmgebied. 45

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1961 | | pagina 46