BEDRIJFSAFDELING FILMVERHUURDERS
ALGEMEEN OVERZICHT
Het afzetgebied van de filmverhuurders is in 1961
in vergelijking met het voorafgaande jaar vrijwel
gelijkgebleven. Weliswaar is het totaal aantal
bioscopen met drie verminderd, maar de vermin
dering van het totaal aantal zitplaatsen is te ver
waarlozen. In aanmerking moet worden genomen,
dat vijf bestaande bioscopen door nieuwe ver
vangen werden en dat een in de oorlogsjaren ver
woeste bioscoop is herbouwd. Bovendien werden
er vier nieuwe bioscopen gesticht. Dat alles geeft
ruim voldoende compensatie voor de acht opge
heven bioscopen, waarvan het merendeel econo
misch van weinig betekenis was.
Dat de totale filmhuuropbrengst in 1961 in verge
lijking met 1960 een weinig is verminderd, vindt
zijn verklaring in de daling der bioscooprecettes
met circa 3%.
Het aantal filmverhuurkantoren onderging geen
verandering. Weliswaar is Muntfilm van het lid
maatschap vervallen verklaard, maar daartegen
over staat de toelating van het kantoor van de
heer L. Groen.
HOOFDFILMS
Het aantal ingevoerde hoofdfilms is in 1961 ge
stegen tot 416 (in 1960: 399, in 1959: 454, in 1958:
508, in 1957: 508, in 1956: 485, in 1955: 499, in 1954:
404).
Daaraan moet nog één (vijf) Nederlandse hoofd
film worden toegevoegd. Het totaal komt op 417
tegenover 404 in 1960. Daarbij dient men in aan
merking te nemen, dat 18 (45) oude films opnieuw
in roulatie werden gebracht, waarvan 12 (36)
Amerikaanse, 4 (9) Europese en 2 (geen) Neder
landse. Het totale aanbod van hoofdfilms was der
halve in het verslagjaar 435 tegen 449 in 1960.
Het aantal ingevoerde Amerikaanse films daalde
van 139 tot 123. Het aantal Europese steeg van 260
tot 293. De invoer van films uit West-Duitsland
steeg van 72 tot 86, de invoer uit Frankrijk steeg
van 65 naar 67, de invoer uit Engeland daalde van
77 naar 61 en de invoer uit Italië steeg van 24 naar
47.
De filialen van de Amerikaanse productiemaat
schappijen voerden gezamenlijk 133 hoofdfilms in
(in 1960: 142), waarvan 90 (105) Amerikaanse en
43 (37) Europese. De overige filmverhuurders im
porteerden 250 (223) Europese en 33 (34) Ameri
kaanse films.
In 1961 zijn 96 (88) panoramische films ingevoerd,
waarvan 46 (22) van Europese oorsprong. Van dit
aantal hadden 4 films een breedte van 70 mm.
Het aantal kleurenfilms steeg van 146 tot 177,
waarvan uit Europa 100 tegen 66 in 1960.
Uit deze gegevens blijkt duidelijk, dat de ontwik
keling en modernisering van de filmproductie is
hervat. De invoer van panoramische films en het
gebruik van kleurenfilms zijn met een sprong
vooruitgegaan. Met de toepassing van de 70 mm
film is een begin gemaakt, dat verwachtingen voor
de toekomst wekt.
LEVERINGSVOORWAARDEN
In het verslagjaar heeft onze Afdeling zich lang
durig bezig gehouden met enige voorstellen, welke
het Hoofdbestuur bij de Ledenraad had aanhangig
gemaakt met betrekking tot wijzigingen van de
reglementair vastgestelde leveringsvoorwaarden.
Het eerste voorstel van het Hoofdbestuur beoogde
een wijziging van artikel 10, eerste lid, van het
Aanvullingsreglement Bondsvoorwaarden in dier
voege, dat het verboden zou worden in vertonings
overeenkomsten een garantiesom ten gunste van de
huurder te bedingen. Weliswaar staat in voormeld
artikel 10 reeds in het algemeen, dat geen garantie
som met betrekking tot de opbrengst bedongen
mag worden, maar de laatste jaren werd in menig
geval aangenomen, dat dit verbod alleen betrek
king had op het bedingen van een door de huurder
aan de verhuurder te betalen minimumbedrag als
filmhuur, zodat daarmede niet uitgesloten was, dat
de verhuurder aan de huurder een bepaalde mini-
mumopbrengst garandeert. Het past niet in het
kader van dit verslag de gronden, waarop het
Hoofdbestuursvoorstel steunde, uitvoerig weer te
geven. Volstaan wij met te constateren, dat dit
voorstel gericht was op de bescherming van de
economisch zwakkere bioscoopondernemingen, die
niet in staat zijn de films, waarvoor een bijzonder
hoog filmhuurpercentage wordt geëist, ook weken
achter elkaar te prolongeren en dientengevolge een
onevenredig hoge filmhuur moeten opbrengen.
Zoals ter Afdelingsvergadering op 25 Mei bleek,
bestonden er bij de filmverhuurders ernstige be
zwaren tegen dit voorstel. Het systeem der zoge
naamde roadshows met de daarbij aan de huurder
gegarandeerde minimumopbrengst wordt gehan
teerd door buitenlandse producenten, die in staat
zijn dit systeem als conditio sine qua non aan hun
Nederlandse licentiehouders op te leggen. Men
achtte de positie van Nederland op de internatio-
67