BEDRIJFSAFDELING
FILMFABRIKANTEN EN FILMPRODUCENTEN
steed aan het voornemen tot invoering van de
donderdag-speelweek in de drie grote steden.
Voorts nam onze Raad er met voldoening kennis
van, dat de op 1 juni 1961 aflopende dispensatie
regeling met betrekking tot de in het Werktijden
besluit Bioscopen voorgeschreven 13 vrije zon
dagen per jaar, alsnog met een tijdvak van twee
jaar werd verlengd, zulks nadat uit een door de
Sociale Commissie voor het Bioscoopbedrijf inge
stelde enquête onder de leden-exploitanten was
komen vast te staan, dat de heersende personeels-
schaarste een onder alle omstandigheden verplich
te toekenning van deze vrije zondagen beslist on
mogelijk maakte. Dit neemt overigens niet weg,
dat, zoals ook uit de enquête bleek, vele leden
exploitanten in de gevallen waar zulks mogelijk
was, de zondag reeds eigener beweging in het
vrije-dagschema hadden opgenomen.
In de maand april van het verslagjaar was onze
Raad uiteraard vertegenwoordigd bij de feestelijke
viering van het 30-jarig bestaan van de Afdeling
Het Zuiden; het bij die gelegenheid door de Bonds
voorzitter aangekondigde besluit tot benoeming
van de Voorzitter der jubilerende afdeling, de
heer M. Desmet, tevens nestor in onze Raad, tot
ere-lid van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, vond
grote bijval.
Te vermelden valt voorts nog, dat bestuur en leden
van onze Raad gaarne acte de présence gaven bij
de in de maand juni te Arnhem gehouden 4e Inter
nationale Filmweek, evenals bij de daarmede
samengaande manifestaties.
Alles tezamen genomen hebben de door onze Raad
vertegenwoordigde leden-exploitanten in het ach
terliggende jaar bij voortduring strijd moeten leve
ren tegen moeilijkheden en weerstanden op veler
lei gebied, maar men heeft daarbij in tal van op
zichten blijk gegeven van de ongebroken wil om
voor de belangen van het gezamenlijke bedrijf op
de bres te staan en van de bereidheid om onder de
druk der omstandigheden nieuwe wegen in te
slaan.
Amsterdam, februari 1962
W. F. DUBBELDEMAN,
Secretaris.
De eerste helft van het achter ons liggende verslag
jaar stond voor een groot deel in het teken van de
Internationale Filmweek Arnhem 1961, terwijl ge
durende de tweede helft de besprekingen omtrent
de totstandkoming van een uniform contract voor
opdrachtfilms waarmede de Rijksvoorlichtings
dienst bemoeienis heeft, de hoofdschotel vormden.
Daarenboven kwamen talrijke organisatorische en
bedrijfstechnische zaken aan de orde, op de voor
naamste waarvan hieronder nader wordt ingegaan.
LEDENVERGADERINGEN
Gedurende het verslagjaar werden drie ledenver
gaderingen gehouden, waarvan de eerste, zijnde de
jaarvergadering, op 20 maart. In deze vergadering
kwamen de gebruikelijke jaarstukken aan de orde,
terwijl voorts de aftredende bestuursleden, de
heren C. S. Roem, Voorzitter, L. W. R. Meyer,
Vice-Voorzitter, en M. de Haas, Penningmeester, in
hun respectieve functies zijn herbenoemd.
Uit de vergadering werd de wenselijkheid bepleit
om, gezien de gestadige groei van de Afdeling, het
Bestuur in de naaste toekomst uit te breiden. De
hiervoor noodzakelijke wijziging van het Afde
lingsreglement werd door het Bestuur in studie
genomen.
Er is verder besloten om ter gelegenheid van de
vierde Internationale Filmweek te Arnhem diverse
activiteiten te ontplooien en de daaraan verbonden
kosten tot een maximum van 100,per lid
hoofdelijk over de leden om te slaan.
Tenslotte zijn inleidende besprekingen gevoerd in
zake de te treffen voorbereidingen ten aanzien van
de eventuele komst der commerciële televisie, de
totstandkoming van een uniform R.V.D.-contract
voor opdrachtfilms, de verhouding productiebe
drijf/Nederlandse Televisie Stichting en diverse
verzekeringsaangelegenheden.
De tweede ledenvergadering vond plaats op 2
oktober en daarin werd een ontwerp-formulering
voor het eerdergenoemde R.V.D.-opdrachtcontract
74