zicht zouden besluiten, was in het rapport de te volgen gedragslijn uitgestippeld, betreffende de voorlichting aan de leden, de publiciteit in de pers, het contact met advertentiebureaux, de ver schijning van filmcritieken, overleg met de Spoor wegen en met de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders, etc. Een delegatie van de commissie had op 25 september een bespreking met vertegenwoordigers van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders, die een week uitstel vroegen. Tenslotte werd het rapport in de ledenvergadering van 27 september besproken, waarna conform be doeld advies werd besloten. Men voelde niet voor een verder uitstel en hield zich, ook wat de datum van ingang betreft, aan het advies van de commis sie. De bioscopen met een Donderdagcyclus hand haafden deze op die dag. Op 11 oktober verschenen in de bladen voor het eerst de annonces voor de nieuwe vertoningsweek op een woensdag met een duidelijke aankondiging van de gewijzigde aan- vangsdag der speelweek. De Afdeling besloot verder tot uitbreiding van publiciteit door de verspreiding van de wekelijkse kaderannonce in openbare gelegenheden op te voeren van 600 tot 1400 adressen per week. Er ver scheen een nieuwe kop boven de kaderannonce, waarin de vertoningsweek duidelijker werd aan gegeven dan voorheen. Verscheidene bladen ver hoogden de advertentietarieven. De Afdeling Amsterdam besprak een aantal voor stellen van het Hoofdbestuur aan de Ledenraad. Het voorstel tot wijziging van artikel 10, Ie lid van het Aanvullingsreglement Bondsvoorwaarden kwam erop neer, dat in vertoningsovereenkomsten betreffende hoofdfilms geen garanties, hetzij ten gunste van de huurder, hetzij ten gunste van de verhuurder, mogen worden opgenomen. Het voor stel was gericht tegen het toenemende gebruik, grote films te verhuren tegen een percentage van omstreeks 70% der netto-recettes met onbeperkte prolongatieplicht voor de exploitant tegenover een garantie van de zijde van de verhuurder voor een bepaalde minimum-opbrengst. De Ledenver gadering van de Afdeling was in het algemeen sterk gekant tegen dit voorstel, omdat zij van oor deel was, dat hiermede een voor de exploitanten in de grote steden bestaand voordeel (de gemiddelde filmhuur lag door de garantie van de verhuurders immers ver beneden de 70%), verloren zou gaan. De Afdeling Amsterdam zag in de huidige vorm van zakendoen echter wel een bezwaar voor de provincie en zij overwoog daarom of het niet beter zou zijn te zijner tijd bij het Hoofdbestuur een amendering in te dienen, hierop neerkomende, dat in steden beneden een bepaald aantal inwoners de films niet boven een bepaald maximum percentage zouden mogen worden verhuurd. Het voorstel van het Hoofdbestuur om artikel 10, 3e lid zodanig te wijzigen, dat de mogelijkheid tot het opnemen van aftrekposten werd gelimiteerd tot de gebruikelijke posten, hield verband met het vorige voorstel. Men wilde ontduiding van het nieuw voorgestelde artikel 10, Ie lid daarmede tegengaan. Gezien het standpunt van de Afdeling Amsterdam werd ook dit voorstel door haar on aanvaardbaar geacht. Met het voorstel tot wijziging van artikel 11, 2e lid sub b van genoemd reglement werd enerzijds be oogd het minimum jaarlijks vrij te verhuren films per filmverhuurkantoor te verminderen van twee tot één en tevens de verplichting te scheppen, dat de filmverhuurder, die een film boven het maxi mum filmpercentage wil verhuren in de categorie van 15% vrije films, deze in ieder geval vóór de premièrevoorstelling in ons land aanwijst. Hier mede konden de leden zich verenigen. Het voorstel van het Hoofdbestuur tot wijziging van artikel 20 der Bondsvoorwaarden, dat beoogde voor te schrijven, dat de keuringskaarten in het vervolg aan de binnenzijde van de deksels der filmdozen moeten worden bevestigd, werd even eens door de Afdeling aanvaard. Het voorstel van het Hoofdbestuur tot wijziging van artikel 4 van het Bedrijfsbesluit Programme ring beoogde de leveringsplicht niet alleen af hankelijk te doen zijn van het geven van een bedrijfsvoorstelling, maar ook van de première voorstelling in ons land. Het voorstel behelsde tevens de vervanging van de aangetekende brief kaart door een aangetekend couvert voor het doen van een redelijk bod. Ook hiertegen had de Afdeling Amsterdam geen bezwaren. Het standpunt van onze afdeling ten opzichte van al deze voorstellen werd door onze gedelegeerden in de Afdelingsraad uiteengezet. Zij nog opgemerkt, dat het Hoofdbestuur alle voor stellen introk, omdat deze overwegende bezwaren ontmoetten zowel in de Afdelingsraad als in de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders. De luilakvoorstellingen, welke twee jaar achtereen door de bioscoopondernemers in Amsterdam be langeloos werden gegeven om mede te werken aan de beteugeling van de luilakexcessen, zijn het af- 81

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1961 | | pagina 80