62
Dubbeldeman, Secretaris, C. van Liere,
Penningmeester en H. Miedema, lid.
Aan het Hoofdbestuur werd voorgedragen
alle zittinghebbende leden-exploitanten in
de Commissie van Geschillen, de Raad van
Beroep, de Commissie Nieuwe Zaken, de
Commissie Beroep Nieuwe Zaken en de
Sociale Commissie te herbenoemen. De
enige uitzondering werd gevormd door de
voordracht van de heer W. Hulshoff Pol
als lid-plaatsvervanger in de Commissie
Nieuwe Zaken als opvolger van de heer
Van Dommelen, die zich niet herbenoem
baar had gesteld. Het Hoofdbestuur besloot
tot samenstelling der genoemde commissies
mede overeenkomstig onze voordracht.
Ten aanzien van de Hoofdbestuursverkie
zingen ondersteunde onze Raad de herver
kiezing van de heren Joh. Miedema en R.
Uges, die als leden-exploitanten periodiek
aan de beurt van aftreden waren.
Omtrent de onderhandelingen terzake van
de collectieve arbeidsovereenkomst voor het
bioscoopbedrijf werd bij herhaling in onze
vergaderingen verslag uitgebracht door de
leden-werkgevers der Sociale Commissie,
die allen zitting hebben in onze Raad. De
beide 5%-loonronden per 1 januari, respec
tievelijk 1 april 1964 werden zonder diep
gaande discussie goedgekeurd, overtuigd als
onze leden waren van de noodzaak om ons
zoveel mogelijk aan te passen bij de alge
mene beweging op het loonfront. Toen
echter in de loop van het jaar van werkne-
merszijde bleek te worden aangedrongen op
een zodanige invoering van het minimum
inkomen van 100,per week, waarvan
sprake was in het loonaccoord bereikt in
de Stichting van de Arbeid, dat dit een ge
heel nieuwe en aanmerkelijk verhoogde
opbouw van de loonschaal met zich zou
brengen, meende onze Raad een krachtig
afwijzend standpunt te moeten innemen, al
lereerst omdat de hierdoor veroorzaakte
kostenstijging niet op te brengen zou zijn
onder de heersende economische moeilijk
heden, maar ook omdat een dergelijke ver
hoging der loonschalen geen enkele steun
vond in de gepubliceerde tekst van het
voornoemde loonaccoord. Het in aanslui
ting hierop door de Sociale Commissie ge
pleegde overleg met de Looncommissie van
de Stichting van de Arbeid leidde tot een
compromis, waarbij enerzijds een concept-
C.A.O. werd opgesteld, welke ook naar het
oordeel van onze Raad voor verwezenlij
king in aanmerking zou kunnen komen, in
dien en zodra de vermakelijkheidsbelasting
zou worden afgeschaft, en anderzijds werd
ingestemd met een loonsverhoging van 3%
met ingang van 1 juli 1965, zijnde de in
gangsdatum der nieuwe C.A.O., onder ge
lijktijdige inkrimping van het bestaande
aantal van vijf gemeenteklassen tot drie
met een differentie van 0,90 per week
tussen de gemeenteklassen; met toepassing
der van overheidswege afgekondigde 2%
loonronde per 1 januari 1965 ter compen
satie van de verhoogde sociale lasten ging
onze Raad uiteraard accoord.
Op verzoek van onze Raad stelde het
Bondsbureau een lijst samen van de bio
scooptheaters welker cabine-installatie was
ingericht voor magnetisch geluid, zulks in
verband met de van verschillende zijden
geuite klacht dat er te weinig copieën met
magnetische geluidsbanden respectievelijk
zogenaamde combiprints beschikbaar wa
ren. Deze en andere punten, zoals toegang
op vertoon van Bondsdiploma's bij voor
stellingen met avondvullende films, invoe
ring van filmcontrolerapporten, doorzend-
instructies enz. kwamen ter sprake bij het
Bestu ursoverleg met de Bedrijfsafdeling
Filmverhuurders. Het door de Bedrijfsafde
ling Filmverhuurders geopperde denkbeeld
om te geraken tot vorming van een pool
van bioscopen voor hervertoning van een
aantal films, die anders voor televisie-uit
zending in aanmerking zouden komen, kon
bij onze Raad geen instemming vinden;
niet alleen werd de daarbij voorgestelde
garantieregeling onbillijk geacht, maar bo
vendien achtten onze leden het zeer de
vraag of het hiermede beoogde effect te
bereiken zou zijn.
Naar de gronden voor de opzegging der
service-abonnementen door Philips Be-
drijfsapparatuur Nederland N.V. stelde ons
Bestuur een onderzoek in. Zowel de heer
sende personeelsschaarste als de gestegen
kosten bleken hierbij een voorname rol te
spelen, doch de toezegging werd verkregen
dat de serviceverlening zo goed mogelijk
en tegen kostprijs zou worden voortgezet.
De door het Hoofdbestuur bij de Leden
raad ingediende voorstellen tot verlenging,
respectievelijk herziening van een aantal
bedrijfsreglementen werden in onze verga
deringen besproken en zonder amendering
ondersteund.
Door sommige leden werd de vraag opge
worpen of het uit 1956 daterende Bedrijfs-
reglement terzake van reclame voor perma
nente bioscoopvoorstellingen niet enigszins
verouderd was en in aanmerking zou ko
men voor intrekking of wijziging. Over
eenkomstig het prae-advies van het Dage
lijks Bestuur kwam de vergadering tot de
slotsom dat bedoeld reglement, dat destijds
op voorstel van onze Raad tot stand kwam,
beslist niet kon worden gemist. Tekstwijzi-