Zowel het Hoofdbestuur van onze organisatie als de besturen van de beide vak
bonden hebben deze voorstellien aanvaard en de nieuwe CA.O. is dienovereen
komstig per 1 april 1973 van kracht geworden.
Op 13 november van het verslagjaar is de Sociale Commissie in vergadering bijeen
geweest, waarbij van gedachten is gewisseld over de volgende onderwerpen:
Herziening van de werktijden in de loontabellen II, III, IV;
uitbreiding van de vakantie;
minimum vakantiebijslag in de vorm van een vast bedrag;
het stellen van een grens aan de verplichting tot het verrichten van overwerk;
de mogelijkheid om vrijstelling van het operateursdiploma-C te verkrijgen;
met minimum vast bedrag per procent loonsverhoging bij prijscompensatie;
de eventuele verwerking van het wettelijk minimumloon in de loonschalen.
Behoudens op het punt van uitbreiding van de vakantie overeenkomstig het be
paalde in het Centraal Akkoord bleven tussen de opvattingen der leden-werk-
gevers en leden-werknemers grote verschillen bestaan.
Ingevolge de prijsindexeringsclausule zijn de CA.O.-lonen per 1 juli verhoogd met
Wi procent, per 1 oktober met 2,45 procent en per 1 januari 1974 met 1,31 pro
cent.
Het wettelijk minimumloon is per 1 januari 1973 verhoogd met 9,2 procent, per
1 juli met 4,8 procent en per 1 januari 1974 met 6,5 procent.
De Sociale Commissie voor het Bioscoopbedrijf was in het verslagjaar als volgt sa
mengesteld: W. F. Dubbeldeman, Voorzitter, F. E. Brave, H. Miedema en Drs. C
A. Voskuil, leden-werkgevers; H. J. P. Michielsen, J. J. v. d. Veer, leden, W. P.
van Santé en J. J. Arens, plaatsvervangende leden-werknemers namens de Katho
lieke Bond A.V.G.; H. P. J. v. d. Hilst, L. H. Röttger, leden, J. van Helden en A.
Palsgraaf, plaatsvervangende leden-werknemrs namens Alg. Bond „Mercurius".
Secretaris was de heer H. W. Hagenberg.
CAO. VOOR HET FILMLABORATORIUMBEDRIJF
De CA.O. voor het Filmlaboratoriumbedrijf heeft in 1973 goed gefunctioneerd.
In de laatste maanden van 1972 werd overeenstemming bereikt over een aantal
wijzigingen in de secundaire arbeidsvoorwaarden, die ook in het verslagjaar van
kracht zijn gebleven.
Medio 1973 werd op grond van de bestaande prijsindexclausule wijziging gebracht
in de loontabellen en in september is van de medecontractant bij deze CA.O. de
Algemene Bond Mercurius (N.V.V.), een formele opzegging van de CA.O. per
1 januari 1974 bij het Hoofdbestuur binnengekomen. Het is onder deze omstan
digheden gebruikelijk, dat in de laatste drie maanden van het jaar de partijen
aan tafel gaan zitten, teneinde zich over de voortzetting van de C.A.O. te beraden.
Als gevolg van overheidsmaatregelen op het gebied van lonen en andere arbeids
voorwaarden was echter de toestand in het laatste kwartaal van het verslagjaar
zodanig onzeker, dat het geen zin had om over wijziging van de C.A.O. te gaan
onderhandelen. Dit overleg is dan ook achterwege gebleven en er werd volstaan met
een schriftelijke mededeling aan de betrokken leden, dat de C.A.O. tot nader
bericht moest worden beschouwd als ongewijzigd te zijn gebleven.
Wel hebben de werkgevers-gedelegeerden in het CA.O.-overleg zich in december
reeds beraden over eventueel gewenste wijzigingen respectievelijk aanpassingen,