Bedrijfsafdeling Bioscoopexploitanten INLEIDING De benoeming van de heer J. Nijland tot Bondsvoorzitter, en wel ingaande 1 januari 1973, had verstrekkende gevolgen. Hij kon daardoor immers geen voorzitter blijven van onze bedrijfsafdeling, in verband waar mede een nieuwe voorzitter van die afde ling moest worden benoemd, ook om de plaats die deze functionaris qualitate qua in het Presidium van het Hoofdbestuur in neemt, opnieuw te bezetten. De 10e januari werd de heer M. Gerschta- nowitz, tot dan toe bestuurslid van de Af deling A en gewoon lid van het Hoofdbe stuur bij enkele kandidaatstelling benoemd tot voorzitter van Bedrijfsafdeling/Exploi- tantenraad. Daardoor werd hij dus automa tisch Presidiumlid en ontstond er een vaca ture van gewoon lid-exploitant in het Hoofdbesuur. De vergadering besloot dan ook voor de kandidatuur van Drs. J. Ph. Wolff, Voorzitter van de Afdeling B, een niet-bindende aanbeveling te doen aan de Bondsraad, welke deze aanbeveling volgde en de heer Wolff tot lid van het Hoofd bestuur benoemde. De heer J. Nijland had de Bedrijfsafdeling Bioscoopexploitanten en de Exploitantenraad sedert de oprichting voortreffelijk geleid en daarvoor mag in dit verslag een woord van hulde en dank aan zijn adres zeker niet ontbreken. De nieuwe voorzitter sprak dan ook in zijn maiden-speech op 16 februari voor de jaar vergadering van de Exploitantenraad de hoop uit, dat de raad hem te zijner tijd eenzelfde hoog beoordelingscijfer op zijn eindrapport zou willen geven als zijn voor ganger had verdiend. De raad heeft zich in het verslagjaar ge bogen over het vraagstuk op welke wijze de voorlopige B.T.W.-aftrekregeling voor het jaar 1973 zou kunnen worden omgebo gen tot een definitieve regeling, die de bio scoopondernemers niet te veel pijn zou doen, doch hij mocht daarin niet slagen. Een door de voorzitter ontworpen suggestie werd, zonder zelfs officieel te zijn inge diend, na intern overleg met de Voorzitter van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders door de leden der verhuurdersafdeling als niet haalbaar van de hand gewezen. Het was met deze affaire: zoveel zielen, zoveel gedachten, weshalve de raad er de voorkeur aan gaf de verdere ontwikkeling van initia tieven over te dragen aan het Hoofdbestuur van de Bond, dat tegen het einde van het ver slagjaar met een originele benadering van het probleem doende was. Hoe dan ook, de definitieve oplossing van de B.T.W.-proble- matiek in 1974 bereikt leidde ertoe, dat het bioscoopbedrijf een nieuwe veer moest laten, na die welke het sedert 1 januari 1973 verloor. Dit baart ons vooral zorgen voor de onder de Afdelingen C en D ressorterende bioscopen, in aanmerking ne mende de kwetsbaarheid dezer bedrijven, welke overtuigend werd aangetoond met een al eerder namens eerstgenoemde afdeling uitgebracht rendabiliteitsrapport en een in de loop van het verslagjaar verschenen rap port van de Studiecommissie „Filmhuur kleinere bioscopen". Niettemin zijn er ook lichtpunten. Zowel het bioscoopzoek als de bruto-recettes namen toe, respectievelijk met 6,2 en 13,6 Het procentuele aandeel per Afdeling van exploitanten in het totale bioscoopbezoek was in 1973 als volgt: Afdeling A: 37 (39.4), Afdeling B: 35.1 (34,5), Afdeling C: 16.3 (16), Afdeling D: 11.6 (10.2). Het aandeel per Afdeling in de totale bruto-recette was in 1972 als volgt: A: 39.5 (42.4), B: 37.7 (36.3), C: 16 (15.2), D: 6.8 (5.8). ALGEMEEN De Exploitantenraad vergaderde tweemaal; het bestuur kwam vijfmaal bijeen, waarvan eenmaal met de leden-werkgevers der So ciale Commissie en eenmaal met de leden bioscoopexploitanten uit het Hoofdbestuur ter bespreking van het B.T.W.-probleem. De Exploitantenraad behandelde in zijn ver gadering van 10 januari de aangelegenheid van de vacature als in de inleiding ge memoreerd. Tevens formeerde hij op schriftelijk verzoek van de leden-werkgevers der Sociale Com missie zijn wensen met betrekking tot een nieuwe C.A.O. voor het bioscoopbedrijf. In de jaarvergadering van 16 april werd de in januari gekozen voorzitter van de Be drijfsafdeling, de heer M. Gerschtanowitz, die periodiek aftredend was, herbenoemd. Ook de periodiek aftredende bestuursleden, de heren C. J. Blad en R. Nassette werden herkozen. De reglementair jaarstukken wer den goedgekeurd. Aangezien de heer Blad, die ook als Hoofd bestuurslid periodiek aftredend was, voor herbenoeming in die functie had bedankt, besloot de Raad een niet-bindende aanbe veling aan de Bondsraad uit te brengen met betrekking tot de kandidatuur van Mr.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1973 | | pagina 64