den gereleveerd: de wenselijkheid om de
laboratoria in een afzonderlijke afdeling
onder te brengen; het toelatingsbeleid voor
nieuwe bedrijven; redaktionele publiciteit;
beroepsbescherming; kontakten met de te
levisie; de problematiek bij de produktie van
commercials; de vertegenwoordiging in het
Bestuur van het Produktiefonds en de se
cretariaatscapaciteit van de Afdeling.
Er werd voorts van gedachten gewisseld
over de wenselijkheid om de Afdeling te
verdelen in een aantal sekties, teneinde
langs die weg de verschillende produktie-
richtingen beter tot hun recht te laten ko
men. Hierbij zouden dan tevens de A.V.-
media, andere dan film, een plaats moeten
krijgen.
Op 28 maart vond de jaarvergadering plaats,
waarin de jaarstukken zijn vastgesteld en
de aftredende Bestuursleden werden herko
zen. Het Bestuur was aldus gedurende het
verslagjaar samengesteld uit de heren G. F.
de Clerck, Voorzitter, Y. Brusse, Vice-Voor
zitter, A. W. H. Kommer, Penningmeester,
Ch. Huguenot van der Linden, B. Kroon,
G. J. J. M. Raucamp, C. Treffers en L.
Claassen, Secretaris. Tot Gedelegeerde in
de Bondsraad werd de heer G. J. J. M.
Raucamp herkozen.
Een aantal Afdelingsbesluiten is voor be
paalde of onbepaalde tijd verlengd en het
in 1972 geïntroduceerde gewijzigde contri
butiesysteem werd voor een jaar geprolon
geerd.
De bespeking van de door een groep van
leden aanhangig gemaakte verlangens is in
deze vergadering voortgezet, waarbij het in
hoofdzaak ging om: mogelijkheden tot ge
combineerde inkoop onder andere ten op
zichte van de laboratoria; de voortzetting
van het overleg met de Rijksvoorlichtings
dienst over het filmopdrachtcontract dat
voor overheidsprodukties wordt gehanteerd;
de zittingsperiode van Bestuursleden; het
ledenbulletin; internationale betrekkingen
en co-produktiemogelijkheden.
De Nota van het Hoofdbestuur inzake de
produktie van Nederlandse hoofdfilms werd
in algemene zin besproken en vervolgens
verwezen naar de groepering van hoofdfilm
producenten, die in 1973 verscheidene ma
len in de vorm van onderlinge bijeenkom
sten vergaderde over hun specifieke pro
blemen.
Er werd tenslotte nog besloten om deel te
nemen aan de organisatie van een openbare
selektie voor films, bestemd voor het jaar
lijkse Internationale Industriële Filmfesti
val.
In de vergadering van 13 april kwam een
discussienota aan de orde over de toekomst
van het filmproduktiebedrijf, die door het
Bestuur, mede op basis van het besprokene
in de voorgaande ledenvergaderingen, was
samengesteld. Helaas was juist in die verga
dering de opkomst zodanig matig te noe
men, dat het niet tot diepgaand overleg,
respectievelijk besluiten kon komen. Gezien
het vele werk, dat het Bestuur aan deze ma
terie ten koste had gelegd, was dit een te
leurstellende ervaring.
Er is voorts, op basis van een voorstel van
een der leden, overgegaan tot vaststelling
van een gewijzigde bijdrageregeling ten gun
ste van het Afdelingsfonds voor 1973, na
dat het verslag van de Kascommissie inzake
de inkomsten en uitgaven van het fonds
over 1972 was goedgekeurd.
De buitengewone ledenvergadering van 20
december tenslotte is in hoofdzaak bijeen
geroepen op verzoek van de gezamenlijke
producenten van hoofdfilms, die tegen het
einde van het verslagjaar tot de conclusie
waren gekomen, dat zij er om praktische
redenen behoefte aan hadden te worden
bijeen gebracht in een eigen bedrijfsafde
ling, naast de bestaande Afdeling. Het Be
stuur was het met deze opvatting niet eens,
onder andere omdat van een dusdanige
werkwijze een totale versnippering werd ge
vreesd, hetgeen onder de gegeven omstan
digheden allerminst wenselijk werd geoor
deeld. Het Bestuur kwam derhalve met een
voorstel om te komen tot 3 afdelingen bin
nen de bestaande Bedrijfsafdeling, te weten
voor hoofdfilms, korte films en andere a.v.-
media, alsmede voor laboratoria en studio's.
Er werd over deze belangrijke struktuurwij-
ziging uitvoerig gedebatteerd, waarbij het
zwaartepunt kwam te liggen op de verte
genwoordiging van de Afdeling in het
Hoofdbestuur. Naar de mening van de ver
gadering diende er naar gestreefd te wor
den, dat elk van de te formeren 3 afde
lingen een eigen vertegenwoordiger in het
Hoofdbestuur zou krijgen, maar dat het er
tenminste 2 zouden moeten zijn, waarvan
1 vertegenwoordiger van de hoofdfilmpro
ducenten. Men was het er over eens, dat
laatstgenoemde categorie er het meeste be
lang bij heeft om rechtstreeks in het Hoofd
bestuur vertegenwoordigd te zijn, zeker nu
de Nederlandse hoofdfilm zulk een belang
rijke plaats is gaan innemen. Gezien echter
de gecompliceerdheid van het totale pro-
duktiegebied, inclusief de laboratorium- en
studiobedrijven werd tenminste een tweede
vertegenwoordiger onontbeerlijk geacht.
Aan het Bestuur werd opgedragen deze
zaak zo spoedig mogelijk bij het Hoofdbe
stuur aanhangig te maken. In afwachting
daarvan trokken de producenten van hoofd-