Fonds kunstzinnige films
Medio 1974 is van Bondswege het Fonds voor
de Kunstzinnige Film ingesteld met het doel de
import en de vertoning te bevorderen van waar
devolle kunstzinnige films, wier exploitatie in de
bioscopen grote risico's meebrengt. Door mid
del van subsidies uit het fonds kunnen de ex
ploitatiemogelijkheden van de desbetreffende
films worden verbeterd.
De subsidies worden verleend in de vorm van
renteloze kredieten ten behoeve van het verto-
ningsgereed maken van een film. Uit dien hoof
de worden gesubsidieerd de kosten voor de
eerste filmkopie (materiaal, vracht, invoer
rechten, ondertiteling en dergelijke) en reclame
kosten. Per film wordt maximaal een subsidie
van circa 7.500,— verstrekt. Voor de verwer
ving van licentierechten worden geen gelden
toegewezen, daar zulks zou kunnen ingrijpen in
de concurrentieverhoudingen. De verstrekte
voorschotten worden door de filmverhuurder
terugbetaald uiteen eventueel batig exploitatie
saldo en wel door middel van een procentuele
afdracht van dat saldo.
Het fonds wordt gevoed door bijdragen van
Bondswege van 40.000,per jaar. Eind
1973 heeft het Hoofdbestuur een verzoek inge
diend bij de Minister van Cultuur, Recreatie en
Maatschappelijk Werk om een even groot be
drag per jaar beschikbaar te stellen als subsidie,
doch tot nu toe is op dit verzoek niet beslist.
een aantal gemeentebesturen. Het Hoofdbe
stuur heeft zich intussen tot de vier grootste ge
meenten van ons land gewend. De gemeente
's-Gravenhage heeft gunstig beschikt op een
desbetreffend verzoek, zij het onder een aantal
voorwaarden. De Vereniging Het Vrije Circuit
heeft tegen de beslissing van de gemeente
's-Gravenhage een bezwaarschrift ingediend op
grond van de Wet Administratieve Rechtspraak
Overheidsbeschikkingen. De gemeente 's-Gra
venhage heeft dit bezwaarschrift niet ontvanke
lijk verklaard, omdat naar haar mening de ver
eniging in kwestie door de desbetreffende
beschikking niet rechtstreeks in haar belang
wordt getroffen. Tegen deze niet-ontvankelijk-
verklaring heeft het Vrije Circuit beroep inge
steld bij de Afdeling Rechtspraak van de Raad
van State, die van oordeel was, dat het Vrije
Circuit wel rechtstreeks in haar belang was
getroffen en het besluit tot niet-ontvankelijk-
verklaring van het bezwaarschrift door de ge
meente 's-Gravenhage vernietigde. Het sub
sidiebesluit als zodanig is hiermede overigens
nog niet van de baan, doch de tenuitvoerlegging
kan worden beïnvloed door de uitspraak van de
Raad van State. De andere grote gemeenten
hebben nog geen definitieve besluiten ter zake
genomen.
Het Hoofdbestuur heeft de selectie van de
bewuste films in handen gelegd van een com
missie van vijf personen. De selectiecommissie
bestond aan het einde van het verslagjaar uit de
filmrecensenten B. J. Bertina, Ch. Boost, P.
Ruivenkamp en H. Saaltink. Als vijfde lid fun
geerde de Bondsdirecteur, de heer J. Th. van
Taalingen.
Omdat de films in kwestie ook inderdaad wor
den vertoond, is het van belang dat de daarvoor
in aanmerking komende bioscoopexploitanten
door middel van garanties ten aanzien van de te
behalen opbrengst tot vertoning worden gesti
muleerd. Volgens het door het Hoofdbestuur
ontwikkelde plan zal met deze garanties een
betrekkelijk gering bedrag gemoeid zijn, omdat
zif slechts betrekking zouden hebben op een
eventueel tekort ten opzichte van een gemiddel
de opbrengst voor de eerste vertoningsweek
per gemeente. Voor het verkrijgen van deze
garanties zou een beroep worden gedaan op
De commissie kende in het verslagjaar subsi
dies toe aan de films: ,,Regno di Napoli" van
Werner Schroeter (Duitse Bondsrepubliek); ,,A
un Dios desconocido" van Jaime Chavarri
(Spanje); ,,La tortue sur Ie dos" van Luc Béraud
(Frankrijk); ,,L'eau chaude, l'eau frette" van
André Forcier (Canada); ,,La question" van
Laurent Heynemann (Frankrijk); ,,Le pays blue"
van Jean-Charles Tachella (Frankrijk); Games
of love and loneliness" van Anja Breien (Noor
wegen).
In totaal zijn sedert de oprichting van het fonds
35 importsubsidies verstrekt.
12