TER INLEIDING Het jaar 1978 vertoont een gunstig beeld van de gang van zaken in het Nederlandse film- en bioscoopbedrijt in zijn totaliteit. Het bioscoop bezoek is in ons land met 16% gestegen. Met 30,5 miljoen bioscoopbezoekers ligt 1978 op het hoogste niveau sedert 1967. De landelijke bioscooprecettes zijn met 21,6% gestegen en hebben 200,6 miljoen gulden bedragen. De gunstige landelijke ontwikkeling in het ver slagjaar kan worden toegeschreven aan een combinatie van factoren. Met name is er een belangrijke invloed geweest van een aantal in commercieel opzicht zeer succesvolle films. De zogenaamde top-20 geeft hiervoor een dui delijke aanwijzing. De gezamenlijke omzet van de twintig succesvolste films is in 1978 met 40,4% gestegen ten opzichte van de omzet van dezelfde categorie films in 1977. De totale om zet van de resterende films lag in 1978 niet meer dan 10,8% hoger dan die van 1.977. De beschikbaarheid van commercieel gunstige films heeft een zodanig grote invloed op de einduitkomsten gehad, dat deze uitkomsten niet zonder meer een indicatie geven voor landelijke ontwikkelingen op langere termijn. Ten aanzien van dit laatste valt meer betekenis te hechten aan de expansie van het bioscoopbedrijf. In 1978 is het aantal bioscopen na de stijging van de laatste jaren verder toegenomen. Einde 1977 bedroeg dit aantal 452 en einde 1978 484. Na dat het naoorlogse dieptepunt van 377 biosco pen begin 1973 was bereikt, heeft het bio scoopbedrijf zich krachtig ingezet voor het her stel van zijn positie in de sector van het open bare vermaak. In relatieve zin vertoont Neder land op het gebied van renovatie het opvallend ste beeld. De wijziging van de bioscoopsituatie in korte tijd is vooral mogelijk geworden door de toepassing van het systeem van bioscoop complexen. De eenheden zijn weliswaar kleiner, doch hier staat een grotere bezettingsgraad, mede als uitvloeisel van de verbeterde selectie mogelijkheden van het publiek per complex en verzorgingsgebied, ruimschoots als voordeel tegenover. Een van de opvallendste kenmerken van de ex pansie van het bioscoopbedrijf in ons land is haar spreiding. De zogenaamde key-cities Am sterdam, Rotterdam en 's-Gravenhage nemen weliswaar nog steeds een zeer sterke positie op de Nederlandse filmmarkt in, doch in vergelij king met vroeger zijn de marktverhoudingen toch niet onaanzienlijk gewijzigd ten gevolge van de krachtige uitbreiding van het bioscoop bedrijf in andere gemeenten. Er zijn aldus even wichtiger verhoudingen ontstaan, hetgeen op zichzelf een gezonde basis voor de toekomstige ontwikkeling van de bedrijfstak in zijn geheel is. Het geenszins denkbeeldige gevaar van een afglijden van het bioscoopbedrijf in provincie plaatsen tot een tweede- of derderangs niveau om van ernstiger ontwikkelingen maar niet te spreken, is hier, zulks in tegenstelling met het geen andere landen te zien geven, dank zij de aktiviteit van onze ondernemers tijdig afgewend. De vernieuwingsgolf strekt zich niet alleen uit tot de grote provincieplaatsen. Ook in vele kleinere gemeenten worden nieuwe bioscopen geves tigd. De investeringen die voor nieuwbouw of renovatie vereist zijn, zijn hoog en houden bij gevolg niet geringe risico's in. Op zichzelf zijn dergelijke risico's onverbrekelijk verbonden met het ondernemersschap. Deze risico's drei gen in de filmsector echter in toenemende mate een extra accent te krijgen ten gevolge van aller lei toepassingsmogelijkheden van electronische of andere aard, waarvoor aanmerkelijk gunsti ger voorwaarden bestaan. De economische verhoudingen worden nog schever getrokken door de uitholling van het auteursrecht in de vorm van piraterij. Bovendien zijn er tal van film- vertoningsmogelijkheden buiten de bioscopen die door overheidssubsidies of op andere wijze ten opzichte van de bioscoop bevoordeeld zijn. Deze gecompliceerde materie verdient onze voortdurende aandacht. Het zou in ieder geval onjuist zijn om, voorzover technische ontwikke lingen in het geding zijn, deze af te doen met een dooddoener als de onvermijdelijkheid van de voortschrijdende techniek. Niet in de eerste plaats de techniek is in het geding, doch vooral de ongelijke concurrentieverhoudingen. De filmdistributiesector als geheel heeft in 1978 uiteraard geprofiteerd van de uitbreiding van het bioscoopbedrijf, alsook van-de, mede hier door, opgetreden stijging van de bioscoop recettes. Relatief gezien was 1978 voor de film verhuursector een gunstiger jaar dan voor de bioscoopsector, wat samenhangt met een toe neming van het gemiddelde landelijke filmhuur- percentage. Het aantal filmverhuurkantoren is in 1978 onveranderd gebleven, wat in het licht van een behoorlijke variatie van het filmaanbod van zeer grote betekenis is. De Nederlandse filmproduktie, hoewel klein in omvang, heeft ook in het verslagjaar weer op

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1978 | | pagina 3