Herziening van Statuten, reglementen en besluiten Algemeen Begin 1979 heeft een door het Hoofdbestuur ingestelde commissie, bestaande uit de heren Mr. P. A. Meerburg, P. Silvius, J. Th. van Taa lingen en Drs. J. Ph. Wolff, een advies uitge bracht omtrent wijzigingen in de structuur van de Nederlandse Bioscoopbond. Deze wijzigin gen werden vooral noodzakelijk geoordeeld als uitvloeisel van ontwikkelingen die zich sinds de herstructurering van de Bond in 1968 binnen het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf heb ben voorgedaan. Daarbij moet in het bijzonder worden gedacht aan de concentratie van on dernemingen en de hiermede gepaard gaande daling van het ledenbestand. Voorts was er het verlangen van de hoofdfilmproducenten om een afzonderlijke bedrijfstak te vormen. In dit opzicht is ook van belang de analyse die Drs. D. Lange- laar als onafhankelijke rapporteur in opdracht van het Hoofdbestuur heeft gemaakt omtrent de Bondsfunctionering. Deze analyse is geënt op de opmerkingen die tot de rapporteur zijn gekomen gedurende een aantal interviews. Uit de beide rapporten is het Hoofdbestuur ge bleken, dat er geen aanleiding bestaat voor de vervanging van de huidige eenheidsorganisa tie door een verband van meer federatieve aard. Evenmin bestaat behoefte aan een grondige wijziging van de Bondsstructuur. Wel is het no dig gebleken enige aanpassingen te verrichten als gevolg van genoemde omstandigheden. Een van de meest essentiële wijzigingen heeft zich voorgedaan bij de bioscoopsector. Door de concernvorming was de functionering van de Afdeling A en in mindere mate van de Afde ling B een probleem geworden, evenals de be- stuursbenoemingen en in samenhang hiermede de vervulling van adviserende en andere taken. Voorts was gebleken, dat de splitsing in afde lingen door vele bioscoopexploitanten als een nadeel werd ondervonden, onder meer in ver band met het gemis aan contact met bioscoop exploitanten van andere afdelingen. Anderzijds ervoeren sommige bioscoopexploitanten die tot verschillende afdelingen behoorden, het als een bezwaar, dat met name bij aangelegenheden die in de Bondsraad aan de orde kwamen, de behandeling in de afdelingen voor hen me nigmaal een herhaling opleverde. Gezien deze combinatie van factoren lag het voor de hand de splitsing in afdelingen van bioscoopexploitanten op te heffen, zodat dezelf de situatie ontstaat als bij de overige bedrijfs- groeperingen. Dit impliceert tevens, dat de Ex- ploitantenraad niet meer als algemene leden vergadering van de bioscoopexploitanten kan fungeren. Er komt een .gewone" ledenverga dering en dus ook een „gewoon" bestuur. Met de opheffing van de afdelingen van bioscoopexploitanten bestaat geen behoefte meer aan handhaving van het begrip „bedrijfs afdeling". Deze laatste term zou derhalve in de Bondsreglementering moeten worden vervan gen doordeterm „afdeling". Om aan de wensen van de speelfilmprodu centen te voldoen, is voorzien in een splitsing van de Bedrijfsafdeling Filmproduktie, zodanig, dat de producenten van hoofdfilms afzonderlijk zijn verenigd. De overige leden van de Be drijfsafdeling Filmproduktie blijven gezamenlijk in een eigen Afdeling Audiovisuele Produktie opereren. De Bondsraad, in oude samenstelling 36 per sonen, bestaat thans uit 29 personen, te weten de Bondsvoorzitter, 15 bioscoopexploitanten (het bestuur van de Afdeling Bioscoopexploi tanten), 7 filmverhuurders (het bestuur van de Afdeling Filmverhuurders), 3 speelfilmpro ducenten en 3 gedelegeerden van de Afdeling Audiovisuele Produktie. Ook zullen de vier afdelingen in het Hoofdbe stuur zijn gerepresenteerd op vergelijkbare wijze, zoals in het verleden gebruikelijk was. Het aantal leden van het Hoofdbestuur is van 10 op 11 gebracht, te weten de Bondsvoorzitter, 4 bioscoopexploitanten, 4 filmverhuurders, 1 speelfilmproducent en 1 gedelegeerde van de Afdeling Audiovisuele Produktie. In het licht van de gewijzigde constellatie werd het passend geacht de taak van het Hoofdbe stuur als beleidsorgaan nog meer te beklem tonen. In samenhang hiermede werd de positie van het Presidium als voorzitterscollege beëin digd, omdat een dergelijke opzet, waarbij het beleidsaspect primair staat, niet strookt met de bedoeling de beleidspositie van het Hoofdbe stuur te versterken. Het Hoofdbestuursvoorstel voorziet derhalve in een herintroductie van het systeem van een Dagelijks Bestuur, dat, zoals de naam al aan geeft, in het bijzonder ten doel heeft de lopen de bestuurszaken af te doen. 36

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1980 | | pagina 38