TER INLEIDING
Uit de statistische gegevens over 1980 die in dit jaarverslag zijn opgenomen, blijkt, dat het bioscoop
bezoek in ons land ten opzichte van 1979 met 1,6% lichtelijk is gedaald.
Op zichzelf is deze daling van beperkte betekenis en een normaal verschijnsel in de opeenvolging van
steeds wisselende resultaten. Opmerkelijk is trouwens, dat tot augustus 1980 het bioscoopbezoek
3,1 hoger lag dan in het overeenkomstige tijdvak van 1979. Vooral de maand augustus met zijn peri
ode van mooi weer heeft roet in het eten gegooid. Ook de maand oktober 1980 bleef belangrijk bij ok
tober 1979 achter.
Het zijn dergelijke uitkomsten die min of meer bepalend zijn voor het eindresultaat van een jaar. De
commerciële waarde van het beschikbare filmprodukt en externe factoren, zoals het weer en de kijk-
dichtheidscijfers van de televisie, spelen hierbij een grote rol.
Overigens valt bij beschouwing van een periode van tien jaar te constateren, dat het bioscoopbezoek
na een krachtige toeneming in het begin van de zeventiger jaren en ongeacht de golfbeweging van
jaar tot jaar zich ten naaste bij op hetzelfde peil handhaaft.
De vernieuwing van onze bioscoopsector heeft zich ook in 1980 voortgezet. Er zijn in dit jaar 25 bio
scopen geopend. Negen bioscopen werden gesloten. In belangrijke mate betroffen deze sluitingen
grotere verouderde zalen, die deels ter plaatse door nieuwe complexen werden vervangen. Er was bij
gevolg een netto-toeneming van het aantal bioscopen ten opzichte van 1979 met 16, waarmede dit
aantal met 523 steeds meer komt in de richting van het naoorlogse topcijfer van 565 (in 1962).
Het vernieuwingsproces wordt vooral gekenmerkt door de totstandkoming van bioscoopcomplexen
met kleinere zalen dan voorheen gebruikelijk was. Deze ontwikkeling ligt voor de hand. Het bioscoop
bezoek is tengevolge van de veranderingen sedert de vijftiger jaren in het patroon van de vrijetijds
besteding in het algemeen en onder invloed van de zware concurrentie van het audiovisueel verwante
televisiemedium in het bijzonder sinsdien op een aanzienlijk lager niveau gekomen. De bioscoop van
weleer als vermaakscentrum voor de massa kon gemiddeld rekenen op een bezoek dat ruim tweemaal
zo hoog lag als nu het geval is. In die constellatie, waarbij het theater voor het publiek vaak belangrij
ker was dan de vertoonde film, pasten grote zalen. Het huidige niveau van het bioscoopbezoek maakt
het op zichzelf al gewenst tot kleinere eenheden te geraken. Hierbij komt nog, dat het publiek bij zijn
keuze uit de overvloed van hedendaagse vermaaksmogelijkheden ten aanzien van de bioscoop ook
veel selectiever is geworden. Niet zozeer het theater als wel de film staat bij deze selectie centraal.
Het bioscoopbedrijf heeft tijdig het goede antwoord gegeven op de problematiek waarvoor het
gesteld werd. Het heeft de oplossing vooral gezocht in de bouw van geheel nieuwe bioscoopcom
plexen of de totstandkoming van complexen door splitsing van bestaande grote bioscooppanden. De
complexen met hun kleinere zalen bieden niet alleen een grotere programmeringsvariatie, doch ook
een kostenbesparing per eenheid, een hogere bezettingsgraad per eenheid en het niet te onderschat
ten psychologische effect van gemiddeld beter gevulde zalen. Overigens is de behoefte aan grotere
zalen niet verdwenen. Tenslotte spelen zij ook bij het huidige niveau van het bioscoopbezoek nog een
bijzondere rol bij de vertoning in première van commercieel belangrijke films.
In de afgelopen tien jaar zijn in totaal 231 nieuwe bioscopen tot stand gekomen, hetgeen gepaard is
gegaan met zeer aanzienlijke investeringen. Daarbij moeten dan nog de gelden worden gevoegd ver
eist voor de verbetering van bestaande theaters. De totale hoogte der investeringen is voor een be
trekkelijk kleine bedrijfstak indrukwekkend te noemen.