Bedrijfsafdeling Filmverhuurders
49
Inleiding
In het verslagjaar daalde het bioscoopbezoek ten opzichte
van het jaar daarvoor met 1,6%; de bruto-recettes stegen
daarentegen met 6,4%. Het gemiddelde filmhuurpercenta-
ge daalde van 38,3% in 1979 tot 37% in het verslagjaar.
Bestuurs- en Ledenvergaderingen
Het aantal bestuursvergaderingen bedroeg in het afgelopen
jaar zes. Daarnaast vond nog een bespreking plaats van ge
noemd college met het Bestuur der Bedrijfsafdeling Bio
scoopexploitanten, en wel op 11 september 1980.
Het Bestuur bestond op 31 december 1980 ongewijzigd uit
de volgende leden: P. Silvius, voorzitter; A.J.J. Duy-
vesteyn, vice-voorzitter; J< Arkenbout, penningmeester;
R.L. Paerl, Drs. W.J.A. van Roosmalen, B.H. Wilton en
R.Wijsmuller. De heer W. Hemelraad was gedelegeerde in
de Bondsraad. Als secretaris fungeerde de heer A.C.
Nieuwland.
De periodiek aftredende bestuursleden Drs. W.J.A. van
Roosmalen, B.H. Wilton en R. Wijsmulier werden bij enkele
kandidaatstelling in de jaarvergadering van 22 april herko
zen. De heer W. Hemelraad werd in deze jaarvergadering bij
enkele kandidaatstelling herkozen als gedelegeerde in de
Bondsraad.
Aan het einde van het verslagjaar hadden in het Hoofd
bestuur zitting de heren P. Silvius, J. Arkenbout, B.H. Wil
ton en R. Wijsmuller; eerstgenoemde was qualitate qua lid
van het Presidium.
Er werden vijf ledenvergaderingen gehouden. In de jaarver
gadering op 22 april kwamen aan de orde de reglementaire
jaarstukken, welke werden goedgekeurd. Daarin vond ook
plaats de voorziening in de vacatures, ontstaan door het pe
riodiek aftreden der bestuursleden en de gedelegeerde.
Voorts zijn besproken de voorstellen van het Hoofdbestuur
aan de jaarvergadering van de Bondsraad, de financiële
Bondsjaarstukken alsmede het Bondsjaarverslag. Hiermede
ging de ledenvergadering akkoord. Verder besloot zij tot het
uitbrengen van een niet-bindende aanbeveling tot herbe
noeming van de heer J. Arkenbout als lid-filmverhuurder in
het Hoofdbestuur van de Bond.
De overige punten zijn opgenomen onder de andere hoof
den in dit verslag.
Wijzigingen Statuten en Reglementen
De Bedrijfsafdeling besprak een voorstel van het Hoofd
bestuur tot wijziging van het Reglement inzake Filmexploi-
tatierechten. Volgens dit reglement dient een lid dat het ex
ploitatierecht op een film heeft verworven, alle rechten met
betrekking tot de openbaarmaking van die film te bezitten,
althans contractueel te zijn beschermd tegen de exploitatie
van enig recht als vorenbedoeld door derden. Het Hoofd
bestuur oordeelde het nuttig de onderhavige passage in dit
reglement wat specifieker te omschrijven, met name inzake
herziene filmversies en filmfragmenten.
Voorts werd een dispensatieclausule toegevoegd. De leden
vergadering kon zich met dit voorstel verenigen.
Mede in het licht van zijn pogingen de toenemende schade
voor het film- en bioscoopbedrijf als gevolg van de piraterij
op video-gebied, die zich ten aanzien van films voordoet, in
te dammen en mede naar aanleiding van een nota van de
Studiecommissie Video, ingesteld door de Bedrijfsafdeling
Filmverhuurders, oordeelde het Hoofdbestuur het van groot
belang, dat de exploitatie van films op video door de leden
filmverhuurders reglementair mogelijk gemaakt zou wor
den. Hiertoe diende het Hoofdbestuur bij de Bondsraad een
voorstel in tot wijziging van het Reglement op de Lijst van
Geen Bezwaar, hetwelk in de ledenvergadering geen be
zwaren ontmoette.
De ledenvergadering ging voorts akkoord met een voorstel
van het Hoofdbestuur tot wijziging van artikel 11 A van het
Algemeen Bondsreglement. Dit voorstel impliceerde dat in
principe bed rijfsgenoten zowel als oud-bedrijfsgenoten voor
een benoeming in het College van Appèl in aanmerking zou
den kunnen komen.
De buitengewone ledenvergaderingen van 11 november en
5 december waren speciaal uitgeschreven met het oog op
de bespreking van de agendapunten en stukken voor de
buitengewone vergadering van de Bondsraad op 10 decem
ber. Deze hadden voor het merendeel betrekking op wijzi
gingen in de structuur van de Nederlandse Bioscoopbond,
welke vooral noodzakelijk werden geoordeeld als uitvloeisel
van ontwikkelingen, die zich sinds de herstructurering van
de Bond in 1968 binnen het Nederlandse film- en bioscoop
bedrijf hebben voorgedaan. De wijzigingen met betrekking
tot de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders, die voortaan Afde
ling Filmverhuurders zou gaan heten, bleven tot een mini
mum beperkt. Een van de meest essentiële wijzigingen in de
structuur van de Bond deed zich voor bij de Bedrijfsafdeling
Bioscoopexploitanten, waar qua structuur dezelfde situatie
zou gaan ontstaan als bij de overige bedrijfsgroeperingen.
Voorts werd voorzien in een splitsing van de huidige Be
drijfsafdeling Filmproduktie in een Afdeling Speelfilmprodu
centen, waarin de producenten van hoofdfilms afzonderlijk
zouden worden verenigd en een Afdeling Audio-visuele
Produktie. Uit de voorstellen betreffende de Statuten en de
afdelingsreglementering vloeiden weer voorstellen voort tot
aanpassing van enige andere reglementen. Er was dus spra
ke van een geheel van onderling op elkaar afgestemde voor
stellen, dat als zodanig aan de Bondsraad werd voorgelegd.
Er werden door de respectieve afdelingen verscheidene
amendementen ingediend. De ledenvergadering kon zich
zowel met de daarop door het Hoofdbestuur uitgebrachte
pre-adviezen als met de overige niet-geamendeerde voor
stellen verenigen.
Tweede monopole- en re-issuerechten
Aangezien het desbetreffende afdelingsbesluit in de loop
der jaren goed heeft voldaan, besloot de jaarlijkse ledenver
gadering van 22 april dit besluit wederom voor de duur van
twee jaar te verlengen. Deze verlenging geldt tot 1 juni
1982. Het besluit beschermt de rechten van de oorspronke
lijke licentiehouder in Nederland na afloop van een contract,
gedurende twee jaar, tenzij deze niet voornemens is die
rechten opnieuw te verwerven. Het besluit is binnen de
reglementaire termijn ter kennis gebracht van het Hoofd
bestuur.