Afdeling A 54 De totale omzet binnen het georganiseerde produktiebednjf kan worden gesteld op ruim f 45.000.000. Telt men daar de omzet van de laboratoria en de studio's nog bij alsmede die van de professionele produktiebedrijven, waaronder produ centen van band/dia-programma's die nog geen lid van de Bond zijn, dan komt men tot een totaalomzet van tussen de f 80.000.000 en f 90.000.000 en zal bij de te verwachten ver dere expansie van de av-media de 100.000.000 binnen af zienbare tijd worden gehaald. Ledental Het aantal leden daalde van 34 tot 33 doordat Reinier El len Meijer Filmproduktie, Rob Houwer Film Holland B.V. en City Produktie Maatschappij B.V. op eigen verzoek werden afgevoerd, terwijl de Verenigde Nederlandse Filmcompag nie B.V. (Rob Houwer) en M.M.C. Film B.V. (Thijs Cha- nowski) tot het lidmaatschap zijn toegelaten. Het aantal laboratorium- en studiobedrijven bleef gehand haafd op 10. Lijst van Geen Bezwaar Met het oog op de te verwachten herstructurering binnen de afdeling en de eventuele gewijzigde aanpak van het systeem van kandidaat-leden, is van plaatsingen op de Lijst van Geen Bezwaar gedurende het verslagjaar weinig werk gemaakt. Er meldde zich slechts één nieuwe gegadigde, te weten Studio 5, waaromtrent aan het Hoofdbestuur een gunstig advies werd uitgebracht. Per het einde van het jaar was deze zaak nog niet afgehandeld. Overigens waren er enkele mutaties, zowel bij de makers van korte films als in de sector van de speelfilmproducen ten, waardoor het totaal aantal plaatsingen op de Lijst van Geen Bezwaar gehandhaafd bleef op 19. Vooruitzichten Het is onder de huidige omstandigheden, nu in het begin 1981 twee nieuwe produktieafdelingen operationeel zullen worden, moeilijk om zich op deze plaats met vooruitzichten voor deze beide afdelingen bezig te houden. Volstaan zij dan ook met de vermelding dat op het terrein van de speel films de overheidssubsidie voor het Produktiefonds meer dan voorheen is verhoogd, terwijl ook van Bondswege een groter bedrag in het fonds zal worden gestort. In het alge meen betekent dit dat ondanks de gestegen kosten de speelfilmaktiviteiten tenminste op peil gehouden kunnen worden, waarbij uiteraard wordt gehoopt dat dit zal leiden tot een stijging van het bezoekersaantal. In de sector van de korte films zijn er geen tekenen die wij zen op een sterke terugloop van de aktiviteiten. Wel zijn ver schuivingen in de videorichting te verwachten, maar voor alsnog ziet het er naar uit dat dit de omzetmogelijkheden niet nadelig zal beïnvloeden. Na de oprichting van de Bedrijfsafdeling Filmfabrikanten en Filmproducenten in 1952 en een aanpassing in het kader van de herstructurering van 1968 is de splitsing in een Afdeling Speelfilmproducenten en een Afdeling Audiovisuele Pro duktie een historische gebeurtenis te noemen, waarvan door beide groeperingen betere bedrijfsresultaten verwacht nogen worden, doordat zij in de toekomst meer aandacht kunnen schenken aan de typische belangen van de eigen groepering. L. Claassen, Secretaris Vergaderingen en Bestuur Gedurende het verslagjaar werden twee ledenvergaderin gen gehouden, terwijl het Bestuur één keer bijeen kwam. Ook dit jaar bleek weer duidelijk dat de samenstelling van de Afdeling A zodanig was, dat een besluitvorming zoals die wel in de overige afdelingen plaats vond, vrijwel onmogelijk was. Op 21 april vond de jaarlijkse ledenvergadering plaats, waarin de jaarstukken van de afdeling werden behandeld en goedgekeurd. Tevens werd ingestemd met de jaarstukken van de Bond. Tenslotte werd uitvoerig aandacht besteed aan een aantal problemen die met name waren ontstaan voor de Haagse bioscopen door de eis van de brandweer al daar tot het treffen van extra voorzieningen, welke aanzien lijke financiële consequenties opleveren. Aan dit probleem werd temeer aandacht besteed omdat ernstig werd ge vreesd dat deze eisen zich wellicht op den duur niet zullen beperken tot Den Haag alleen. Ter vergadering werd een toelichting gegeven door de heer W.J.M. Jansen, voorzit ter van de Technische Commissie, terwijl ook de secretaris van deze commissie, de heer L.C. Claassen aanwezig was. Men besloot beide heren te verzoeken de onderhandelingen met de Haagse Brandweer alsmede met de Rijks Brandweer Inspectie voort te willen zetten, hetgeen werd toegezegd. De reglementair aftredende bestuursleden R.H. Gerschta- nowitz en CA. Koppies werden bij enkele kandidaatstelling met algemene stemmen opnieuw benoemd. Met het oog op de op handen zijnde structuurwijziging werd ook dit jaar niet voorzien in de bestaande vacatures. Op 24 oktober vond een buitengewone ledenvergadering plaats onder andere ter behandeling van de Hoofdbestuurs- voorstellen tot een structuurwijziging van de (Bedrijfs)afde- ling Bioscoopexploitanten. Behoudens een aantal opmer kingen van niet zeer ingrijpende, doch wel principiële aard kon de vergadering zich met de wijzigingsvoorstellen vereni gen. Tevens werd aandacht besteed aan de problematiek die is ontstaan rond de filmhuurbetalingen. Besloten werd het voorstel van de exploitanten-leden in het Hoofdbestuur te steunen, waarbij geen limiet meer wordt gesteld aan de ter mijn waarbinnen rode kaarten kunnen worden verzonden en te trachten de termijnen waarbinnen filmhuurbetaling en verzending van afrekenstaten dienen te geschieden, te ver lengen. Eveneens werd door de voorzitter melding gemaakt van de binnen het Hoofdbestuur levende gedachte dat er rond ge bruik en afgifte van de verschillende bondsdiploma's nogal wat onduidelijkheden casu quo problemen bestaan, welke zich vooral in Amsterdam - maar niet alleen daar - mani festeren. Inmiddels is gestart met een inventarisatie van de in omloop zijnde diploma's; daarnaast wordt overwogen richtlijnen voor gebruik daarvan op te stellen. Tenslotte discuseerde de vergadering over de toezegging van de Minister van CRM om de overheidsbijdrage aan de Nederlandse filmproduktie te verhogen, mits ook het bedrijf

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1980 | | pagina 55