kring waarvoor dit materiaal bestemd is en gelet op het peil van de auteursrechtelijke vergoeding is de uitwerking op de filmsector van veel beperktere aard dan van de hiervoor besproken media. Ook hier geldt echter, dat het auteursrecht, zodra de techniek in het geding is, door menigeen als een te ver waarlozen aangelegenheid wordt aangemerkt. Wij doelen op de videopiraterij die op grote schaal als de gewoonste zaak van de wereld gaande is. Het stemt tot voldoening, dat de justitiële autoriteiten geleidelijk meer aandacht aan de bestrijding van deze vorm van piraterij besteden, al is het opsporings werk, evenals bij kabelpiraten, geen eenvoudige zaak. Het tempo van de vervolging is eveneens een aspect dat aandacht verdient, omdat voor een effectieve bestrijding een snel optreden onontbeerlijk is. Op het gebied van de filmdistributie kon in 1980 een stijging van het aantal nieuw in de bioscopen uit gebrachte films worden geconstateerd. Dit aantal bedroeg 336. Relatief gezien was 1980 voor de ver huursector iets minder gunstig dan het voorgaande jaar. Het aandeel van deze sector in de bio- scoopomzetten daalde lichtelijk, wat samenhangt met een dienovereenkomstig geringere commercië le waarde van de zogenaamde topfilms. De Nederlandse filmproduktie, hoewel klein in omvang, heeft ook in het verslagjaar weer op een rela tief groot part van de nationale bioscooprecette beslag gelegd. Met IVi was dit aandeel nochtans geringer dan in 1979. Als verklaring hiervoor kan gelden, dat het aantal nieuwe Nederlandse films iets is achtergebleven, een omstandigheid waaraan overigens geen structurele oorzaken ten grondslag lig gen. Ook in commercieel opzicht waren de resultaten minder opvallend dan ten aanzien van enkele films in voorgaande jaren viel te constateren. Een uitzondering moet worden gemaakt voor de film 'Spetters', die van alle in 1980 in de bioscopen vertoonde nieuwe films de hoogste opbrengsten be haalde. Wanneer de nationale film relatief gezien al opvallende resultaten boekt uit een oogpunt van bioscoopbezoek, dan mag men niet buiten beschouwing laten, dat deze resultaten slechts voor enkele films gelden. Vanwege de hoge produktiekosten is het ook met betrekking tot deze films nog geenszins zeker, dat de kosten worden gedekt. Zoals ook uit het einde 1980 verschenen rapport 'Film en fonds' van het Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven is gebleken, is het risico-element van de nati onale film voor het filmbedrijfsleven - producent, distributeur en bioscoopexploitant - groot. Het rap port in kwestie toont tevens aan, dat dit bedrijfsleven in toenemende mate gelden in de nationale film produktie investeert. Samen met hetgeen de Nederlandse Bioscoopbond aan subsidies en diensten le vert, is de totale inbreng van het filmbedrijf doorgaans groter en op zijn minst gelijk aan de door de Rijksoverheid verstrekte subsidies aan het Productiefonds voor Nederlandse Films. Het is van betekenis, dat de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk Mevr. M.H.M.F. Gardeniers in overeenstemming met de door haar in 1980 opgestelde nota betreffende het filmbeleid, ondanks de toegespitste financieel-economische problemen en de hieruit voor de Rijkso verheid voortvloeiende gevolgen, de subsidiëring ten behoeve van het Productiefonds voor het begro tingsjaar 1981 heeft kunnen verhogen. Gezien het door haar gemaakte voorbehoud heeft ook de Bond na gepleegd overleg met het bewuste department zijn subsidie aan het fonds voor 1981 verhoogd. Het zal echter duidelijk zijn, dat deze verhoging, in samenhang met de toch al aanzienlijke financiering van de nationale filmproduktie van de Bond en filmbedrijfsleven samen, als een lastenverzwaring moet worden beschouwd met alle consequenties hiervan op grond van de actuele bedrijfsproblematiek. Het Plan Filmcentrum dat in de loop van 1979 door de Raad voorde Kunst in zijn oude samenstelling is gepubliceerd, heeft in nogal wat sectoren van het filmwezen grote weerstanden opgeroepen, in het bijzonder van de kant van degenen die uit hoofde van beroep of bedrijf rechtstreeks bij de Nederlandse filmproduktie zijn betrokken. Het Hoofdbestuur heeft de bezwaren van het filmbedrijfsleven in een uit voerige nota neergelegd.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1980 | | pagina 7