Nederlandse Vereniging
van filmverhuurders
BUM
BTW
De in 1995 tot stand gekomen verlaging van het BTW-tarief, zorgde in 1996
nog voor voldoende gespreksstof. Naar bleek had de verlaging van het tarief
direct betrekking op het bioscoopkaartje, met als gevolg dat het volledige
voordeel bij de bioscoopexploitanten zou komen. Daar de inspanning om een
BTW-verlaging gerealiseerd te krijgen altijd een gezamenlijke was geweest,
moesten er enkele gespreksronden plaatsvinden om tussen de NVB en de NVF
tot een goede oplossing te komen. Die kwam in de vorm van een
overeenkomst tussen de verenigingen die de deling van het BTW-voordeel
regelt (zie ook verslag NFC).
In het najaar van 1996 werd met overleg tussen delegaties van de NVB en NVF
het startsein gegeven voor de uitvoering van tal van beleidspunten Directe
aanleiding was het nieuw te sluiten BUMA-contract dat per 1 januari 1997 zou
ingaan (zie verslag NFC). Daar de BUMA zich bezighoudt met het innen van
auteursrechten betreffende het openbaar uitvoeren van muziekstukken, zijn
het degenen die de werken openbaar maken die hiervoor de rekening dienen
te ontvangen, in het geval van het bioscoopbedrijf: de exploitanten.
De filmverhuurders op hun beurt zijn verantwoordelijk voor afdracht van
auteursrechten waar het gaat om het verveelvoudigen van muziekwerken.
Als gevolg van deze constatering werd er tussen de NVB en NVF overlegd,
mede omdat de filmverhuurders in de oude situatie 2/3 deel van de BUMA-
heffing voor hun rekening namen. Uiteindelijk werd besloten dat beide partijen
in de nieuwe situatie ieder 50% van de BUMA-heffing zouden voldoen.
Als direct gevolg daarvan werden er principe afspraken gemaakt over een
aantal andere onderwerpen, te weten:
- het door de exploitanten afzien van een compensatie voor de vooraftrek,
- het ondertekenen van de Voorwaarden van Vertoning,
- de invoering van een factuursysteem,
- het komen tot een nieuw, werkbaar windowreglement.