Nederlandse Federatie
voor de Cinematografie
Federatiebestuur en
Federatieraad
rnancien
Statuten
In 1997 kwam het Federatiebestuur
vijf maal bijeen, de Federatieraad
twee maat (op 17 juni en op
3 december). Belangrijke onderwerpen
van bespreking waren in beide
colleges o.m. de financiën van de
NFC, met name de nadere uitwerking
van het in 1996 genomen besluit om
d.m.v. een matrix de doorberekening
van diverse kosten meer inzichtelijk
te maken; en een aanpassing van de
window-regeling.
In de Federatieraad stonden naast
de jaarlijks terugkerende onderwerpen
ook zaken als wijziging van de NFC
statuten en de financiering van NFC
Marketing op de agenda.
Het NFC bestuur ging akkoord met de
benoeming van nieuwe bestuursleden
in het bestuur van de Stichting
Bio-Kinderrevalidatie: de heer
L. Nielsen, directeur van
Pathé Cinemas, en mevrouw J.
van Nieuwenhoven, lid van de Tweede
Kamer. De heer L.H. Baaij werd voor
een nieuwe termijn herbenoemd.
In het kader van de steeds
toenemende belangstelling voor
statistische data, zowel vanuit de
bedrijfstak als vanuit media en
bedrijfsleven, werd op voordracht van
het bestuur van NFC Onderzoek
besloten een extra full-time
medewerker aan te trekken die zich
naast het secretariaat van NFC
Onderzoek, geheel zou moeten
bezighouden met het bijhouden,
analyseren en verwerken van
statistische data. Per 1 mei werd
deze functie vervuld door drs. J. Ott.
In de samenstelling van het bestuur
kwam een wijziging door het tussen
tijds vertrek uit de bedrijfstak van de
heer J.B.M. Heijl. Zijn plaats werd
ingenomen door de heer D. de Lille.
De heer L. Nielsen werd door de
Federatieraad herbenoemd voor een
tweede bestuurstermijn.
Het bestuur was als volgt
samengesteld:
R. Wijsmuller, voorzitter
J. van Dommelen, vice-voorzitter
penningmeester
D. de Lille
L. Nielsen
Mr. H. Pos
R.W.M.M. Scholten
P. Zonderland
H.J.A. Tijssen, algemeen secretaris
De Federatieraad bestond uit:
R. Wijsmuller, voorzitter;
vanwege de Nederlandse Vereniging
van Bioscoopexploitanten:
A.T. Abeln, J. van Dommelen,
G. Kuipers, R. van der Meulen,
L. Nielsen, P.M. Nieuwendijk,
G.J.F.M. Nohlmans, J.M. Punt,
W.H.H. Ruyters, drs. F.J. van der
Scheer, A.J. Weststrate, en drs.
J.Ph. Wolff.
vanwege de Nederlandse Vereniging
van Filmverhuurders:
Mw. K. Dilweg, D. de Lille, Mr.H. Pos,
M. van Praag, M. Punt en
P. Zonderland; vanwege de
Nederlandse Vereniging van
Speelfilmproducenten:
F. Bak, R.W.M.M. Scholten en
G. Visscher;
vanwege de Associatie van
Nederlandse Filmtheaters:
drs. G.L.J. Bunnik; en de algemeen
secretaris, de heer H.J.A. Tijssen, die
qualitate qua als secretaris van de
Federatieraad fungeerde.
Voor het eerst na de oprichting van
de NFC en de verschillende
verenigingen werd overeenstemming
bereikt over een vast model voor
toerekening van de verschillende
personeels- en overheadkosten die
binnen de organisatie worden
gemaakt. Met behulp van een
procentuele matrix kon een vrij
zuivere doorbelasting worden
uitgevoerd naar alle verenigingen en
stichtingen, zonder de verschillende
bureaufunctionarissen met een
omslachtige registratie van hun
werkzaamheden te belasten.
Bijkomend voordeel van dit systeem
is dat voor iedere geleding de eigen
kosten en daarmee de voor hen
verrichte werkzaamheden nu eindelijk
inzichtelijk zijn geworden.
Naar aanleiding van de besluitvorming
die reeds in 1996 had plaatsgevonden
in de Federatieraad met betrekking
tot de instelling van een Dagelijks
Bestuur, kon in december de daartoe
vereiste statutaire aanpassing door
de raad worden geaccordeerd.
Belangrijker was echter een
aanpassing van de statuten die
betrekking had op de bevoegdheid
van de NFC namens de leden
(de verenigingen) besluiten te nemen.
In het kader van de afspraken met
de overheid inzake de verlaging van
de BTW naar 6% en de hiermee
samenhangende verplichting 50%
van het aldus ontstane voordeel af
te dragen aan het Nederlands Fonds
voor de Film, bleek het noodzakelijk
dat alle individuele ondernemingen -
ieder voor zich- toestemming
verleende aan de NFC om een daartoe
strekkende overeenkomst aan te
gaan. Deze zeer omslachtige
procedure leidde tot onduidelijkheid
doordat enkele leden zich op het
standpunt stelden dat zij de
gevraagde verklaring niet hadden