MAANDELIJKSCHE MEDEDEELINGEN.
collega's in Tilburg een dag tevoren eenige films, die
niet meer tot de nieuwste productie te rekenen zijn, ver
toond had en diens voorstelling wat later dan gewoonlijk
was geëindigd, een advertentie ter aankondiging van
de film „International House" heeft doen plaatsen,
waarin o.m. het volgende is vermeld:
„Alles hagel hagel nieuw"
(^"p-pXJ antiek
VJJ/.L/l» nachtvoorstellingen
en
„Verder loopen onze"
„rangen met ongeveer"
„15 cent omhoog"
en niet met 5 cent";
dat hij voorts op 25 Mei 1934 een advertentie heeft
geplaatst o.m. ter aankondiging van de film ,,'n Wilde
Vrouw", waarin o.m. vermeld wordt: „Geen poespas..."
en dat hij op 1 Juni daaropvolgend in de Tilburgsche
bladen in zijn annonce voor de films „Les mirages de
Paris" en „Er is een kind gestolen" daarbij klaarblijkelijk
erop zinspelende, dat de voorstellingen van ter plaatse
gevestigde collega's eenige malen eerst om kwart voor
twaalf geëindigd waren, o.m. mededeelt:
„Toegang streng 18 jaar"
en
„Einde kwart voor elf (dus niet tot
kwart voor twaalf)";
dat hij op 5 Juni 1934 ten tijde dat eenige zijner Til
burgsche collega's reeds eerder door hen vertoonde films
als reprise ter vertooning brachten, in de Tilburgsche
bladen een advertentie heeft geplaatst, waarin o.m. is
vermeld het navolgende:
„Prolongeeren of oude films terugbrengen
„doen wij nooit
„Wij houden van 't nieuwste";
dat al deze gewraakte annonces geplaatst zijn met de
kennelijke bedoeling om aan de exploitaties van zijn
collega's in Tilburg afbreuk te doen;
dat de vermelding „toegang streng 18 jaar" ontoe
laatbaar moet worden geacht, daar het publiek, dat de
betreffende annonce leest, een volstrekt onjuist denk
beeld zou kunnen krijgen van de naleving der keurings
voorschriften van de Rijksfilmkeuring;
dat het verweer van den aangeklaagde, hierop neer
komende dat hij tot het plaatsen van de gewraakte an
nonces zou zijn overgegaan als reactie op de wijze
waarop zijn concurrenten in Tilburg reclame zouden
maken, ongegrond moet worden geacht, daar niet alleen
de advertenties van zijn collega's niet geacht kunnen
worden de bedoeling te hebben om afbreuk te doen aan
zijn exploitatie, maar hij zich bovendien met eventueele
klachten over collega's tot het Hoofdbestuur heeft te
wenden en niet tot het publiek;
dat hij zich in annonces en andere reclame uitsluitend
heeft te beperken tot hetgeen hij het publiek heeft te
bieden, zonder daarbij zijn collega's aan te vallen of hun
exploitaties op eenigerlei wijze daarin te betrekken;
dat de gewraakte mededeelingen in zijn annonces,
waarin op laag-bij-de-grondsche manier afgegeven
wordt op de exploitaties van zijn collega's, bij het pu
bliek den indruk zouden kunnen wekken, dat het bio
scoopbedrijf in Nederland zich nog niet heeft kunnen
opwerken tot de standing, die het inderdaad bereikt
heeft en waarvoor het langzamerhand gelukkig waar
deering en erkenning is gaan ondervinden;
dat hij, ondanks de herhaalde waarschuwingen van
het Hoofdbestuur en ondanks het feit dat hem op 2 Mei
1933 wegens het maken van ongepaste reclame de straf
van boete tot een bedrag van 100.is opgelegd, is
voortgegaan met het maken van ongepaste reclame als
hiervoor gesignaleerd;
dat in het plaatsen van de voormelde annonces ge
zien moet worden een ernstige aantasting van de alge-
meene belangen en de waardigheid van het film- en
bioscoopbedrijf, met de zorg waarvoor het Hoofdbestuur
ingevolge het bepaalde in art. 16 der Statuten speciaal
is belast;
dat het Hoofdbestuur, dat den aangeklaagde herhaal
delijk erop gewezen heeft, dat hij bij het samenstellen
van zijn annonces en andere reclame heeft te voorko
men, dat deze annonces strijdig zijn met de algemeene
belangen en de waardigheid van het film- en bioscoop
bedrijf, hem thans heeft gestraft met een boete van
250.doch voornemens is, wanneer hij onverhoopt
wederom in strijd met de algemeene belangen en de
waardigheid van het film- en bioscoopbedrijf zou
handelen, ernstig te overwegen om dan de zwaarste
straf, als waartoe het Hoofdbestuur volgens art. 17 der
Statuten bevoegd is, op te leggen.
De Directeur van den
Nederlandschen Bioscoop-Bond,
A. DE HOOP.
Uitspraken der Commissie van Geschillen.
De Tweede Kamer van de Commissie van Geschillen van den
Nederlandschen Bioscoop-Bond heeft in haar op 30 April 1934
gehouden zitting de navolgende uitspraken gedaan:
1. inzake een geschil van de N.V. Warner Bros First National
Pictures te Amsterdam contra den heer J. Buisman, exploitant van
het Scala Theater te Amsterdam, dat de vordering van eischeres
moet worden toegewezen en gedaagde mitsdien moet worden veroor
deeld om aan eischeres te betalen het gevorderd bedrag alsmede de
geschilkosten, zulks op grond van de overweging:
dat gedaagde erkend heeft het gevorderd bedrag schuldig te
zijn, terwijl die vordering door de aan de Commissie overgelegde
bescheiden wordt gestaafd;
dat derhalve de vordering aan eischeres behoort te worden toe
gewezen en gedaagde moet worden veroordeeld tot betaling van
het gevorderd bedrag met inachtneming van de in overleg met
eischeres vastgestelde betalingstermijnen.
2. inzake een geschil van de N.V. Nederlandsche Maatschappij
voor Cinematografie Filmfabriek „Polygoon" te Haarlem contra
de heeren J. Langermans en H. A. Aarts, vroeger exploiteerende
de Witte Bioscoop te Waalwijk, dat de vordering van eischeres
moet worden toegewezen en gedaagden mitsdien moeten worden
veroordeeld om aan eischeres tegen behoorlijk bewijs van kwijting
te betalen het gevorderd bedrag vermeerderd met de geschilkosten,
zulks op grond van de overweging:
dat gedaagden geenerlei verweer ter kennis van de Commissie
hebben gebracht, terwijl de ingestelde vordering aan de commis
sie niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt;
dat bovendien die vordering door de aan de Commissie overge
legde bescheiden wordt gestaafd;
dat derhalve de vordering behoort te worden toegewezen.
3. inzake een geschil van de N.V. Paramount Films te Amster
dam contra den heer G. van Opstal, exploitant van de Nieuwe
Bioscoop te Tilburg, dat de vordering van eischeres moet worden
toegewezen en gedaagde mitsdien moet worden veroordeeld om aan
eischeres tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het gevor
derd bedrag vermeerderd met de geschilkosten, zulks op grond van
de overweging:
dat gedaagde geenerlei verweer ter kennis van de Commissie heeft
gebracht, terwijl de ingestelde vordering aan de Commissie niet
onrechtmatig of ongegrond voorkomt;
dat bovendien die vordering door de aan de Commissie over
gelegde bescheiden wordt gestaafd;
dat derhalve de vordering behoort te worden toegewezen.
4. inzake een geschil van de N.V. Universal Film Agency te
Amsterdam, contra den heer G. van Opstal, exploitant van de
Nieuwe Bioscoop te Tilburg, dat de vordering van eischeres moet
worden toegewezen en gedaagde mitsdien moet worden veroordeeld
om aan eischeres tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen
het gevorderd bedrag vermeerderd met de geschilkosten, zulks op
grond van de overweging;
dat gedaagde geenerlei verweer ter kennis van de Commissie
heeft gebracht, terwijl de ingestelde vordering aan de Commissie
niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt;
dat bovendien die vordering door de aan de Commissie overge
legde bescheiden wordt gestaafd;
dat derhalve de vordering behoort te worden toegewezen.
5. inzake een geschil van de N.V. Algemeen Reclame Bureau en
Film-Import „Arfi" te Amsterdam contra de Fim Film te Amster
dam, dat aan eischeres haar vordering moet worden ontzegd met
hare veroordeeling in de geschilkosten, zulks op grond van de
overweging:
dat eischeres stelt met gedaagde een mondelinge overeenkomst te
hebben getroffen voor den verhuur en huur van films, welke door
eischeres aan verschillende vereenigingen zouden kunnen worden
geleverd en op grond van deze overeenkomst van gedaagde te heb
ben gehuurd de film „Het gele paspoort", welke zij (eischeres) op
8 April 1934 had te leveren aan de afdeeling Amsterdam van den
Nieuw-Malthusiaanschen Bond, doch dat gedaagde hiervoor een
hoogeren filmhuurprijs heeft geëischt en door eischeres onder protest
is betaald dan in de tusschen partijen getroffen overeenkomst was