MAANDELIJKSCHE M E D EDEELINGEN.
Buitengewone spoed-ledenvergadering op Maandag
11 Februari j.l.
Maandagmiddag, 11 Februari j.l., heeft te Amsterdam
onder voorzitterschap van den heer D. Hamburger Jr.
uit Utrecht een buitengewone spoed-ledenvergadering
van den Nederlandschen Bioscoop-Bond plaats gehad,
waarin het voorstel van het Hoofdbestuur om tot tijde
lijke afsluiting van het Nederlandsche film- en bioscoop
bedrijf over te gaan, is behandeld.
De belangstelling voor deze vergadering was enorm;
er waren niet minder dan 283 zaken vertegenwoordigd.
Na een geanimeerde discussie werd het door het
Hoofdbestuur voorgestelde concept-besluit, nadat tevo
ren in overleg met en met instemming van de onderschei
dene afdeelingsbesturen eenige wijzigingen in het oor
spronkelijk concept waren aangebracht, met algemeene
stemmen goedgekeurd.
Hier volgt de tekst van het
BESLUIT
„De buitengewone algemeene ledenvergadering van
den Nederlandschen Bioscoop-Bond, gehouden te Am
sterdam op 11 Februari 1935,
Overwegende:
a. dat er in Nederland een overcompleet dreigt te ont
staan aan filmfabrieken, film-importzaken, filmver
huurkantoren, permanente en reizende bioscopen,
doordat niettegenstaande er van zaken, behoo-
rende tot elk dezer bedrijven, in Nederland reeds
meer bestaan, dan waaraan behoefte is, en de eco
nomische omstandigheden eerder zouden moeten
leiden tot inkrimping dan tot uitbreiding van het
aantal dezer zaken het aantal dezer zaken steeds
toeneemt, o.m. doordat velen, die van een of meer
dezer bedrijven op de hoogte zijn of denken te
zijn, geen ander emplooi in Nederland kunnen vin
den, dikwijls in ruime mate kapitaal voor deze
zaken kunnen verkrijgen (als gevolg deels van het
gebrek aan gelegenheid om op andere wijze ka
pitaal productief te investeeren, deels door de sug
gestieve werking op het publiek van kapitaalbeleg
ging in dusdanige zaken) en nog steeds doorgaan
met dusdanige zaken in Nederland nieuw te be
ginnen;
b. dat het in het gemeenschappelijk belang is van
het geheele Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf
en van de gezamenlijke leden van den Nederland
schen Bioscoop-Bond om tegen dit dreigende
zelfs wellicht reeds thans bestaande overcom
pleet maatregelen te nemen en art. 31 van de sta
tuten van den Bond den weg daartoe opent;
Gezien:
de artikelen 6, 7 en 8 van de statuten;
Besluit:
Ie. Bij deze wordt aan het Hoofdbestuur opgedragen
om voorloopig tot 31 December 1935 geen nieuwe
leden, die zich daartoe nog niet hadden aange
meld op den dag, waarop de agenda voor deze
vergadering ter kennis van de leden is gebracht,
zijnde 7 Februari 1935, toe te laten als lid van den
Bond, tenzij zij aan het Hoofdbestuur kunnen
waarmaken, dat zij slechts één of meer bestaande
zaken zullen exploiteeren of één of meer nieuwe
permanente bioscopen gaan exploiteeren in ge
meenten, waarin dusdanige bioscopen nog niet ge
vestigd zijn en elk dezer nieuwe bioscopen ten min
ste 5 K.M. verwijderd is van de meest nabijzijnde
permanente bioscoop.
2e. Het is vanaf den dag, waarop de agenda voor deze
vergadering ter kennis van de leden is gebracht,
zijnde 7 Februari 1935, voorloopig tot 31 December
1935 aan de leden van den Bond verboden om
nieuwe zaken te gaan exploiteeren, behoorende tot
één der navolgende bedrijven; filmfabrieken (w.o.
mede wordt verstaan het vervaardigen van film-
journalen, filmtitels en filmreclame; echter niet: een
zaak uitsluitend voor het produceeren van films),
filmimportzaken, filmverhuurkantoren, permanente
bioscopen en reizende bioscopen, echter met dien
verstande, dat het geoorloofd zal zijn de op 7 Fe
bruari 1935 in aanbouw zijnde bioscopen te gaan
exploiteeren, of permanente bioscopen nieuw
te gaan exploiteeren in gemeenten, waarin dusda
nige bioscopen nog niet gevestigd zijn, mits de
nieuwe zaak ten minste 5 K.M. in rechte lijn ver
wijderd is van de meest nabij zijnde permanente
bioscoop.
3e. Van het sub 2e. bedoeld besluit kan door het
Hoofdbestuur van den Bond dispensatie worden
verleend, doch slechts in de hieronder vermelde
gevallen en niet, dan wanneer daarover schriftelijk
is geadviseerd aan het Hoofdbestuur, en wel door
een daarvoor eventueel aan te wijzen Commissie,
zoodra deze is aangewezen, en door de Bedrijfs-
afdeeling Filmverhuurders van den Bond, wanneer
het betreft een filmfabriek, filmimportzaak of film
verhuurkantoor, en door den Afdeelingsraad van
den Bond (of als deze niet bestaat door de betrok
ken Provinciale of Plaatselijke Afdeeling van den
Bond), wanneer het betreft een permanente of rei
zende bioscoop, en deze adviezen in het Bonds
orgaan zijn gepubliceerd.
De voorzegde gevallen zijn:
a. wanneer door een lid aan het gaan exploiteeren
van een nieuwe zaak op heden reeds een begin
van uitvoering is gegeven, doordien dat lid ten
behoeve van die exploitatie reeds definitief ka
pitaal van eenig werkelijk belang (te beoordee-
len naar de kapitaalkracht van het betreffend
lid en naar den omvang van het betreffend
object) hetzij heeft geïnvesteerd, hetzij heeft
schuldig erkend.
b. wanneer een lid door het niet kunnen gaan ex
ploiteeren der nieuwe zaak buiten zijn schuld
in zoo ernstige financieele moeilijkheden zou
komen, dat zijn bestaansmogelijkheid daardoor
ernstig gevaar zou loopen of zoozeer de dupe
zou worden van willekeur van derden, dat zulks
de perken van wat in het zakenverkeer als toe
laatbaar behoort te worden beschouwd, te bui
ten zou gaan.
4e. Het is aan reizende bioscopen, voorloopig tot 31
December 1935, verboden, meerdere tournee's te
maken en op hun tournée's meerdere plaatsen te
bezoeken, dan zij gemaakt en bezocht hebben in
1933 of 1934, met dien verstande, dat het hun ge
oorloofd zal zijn gemeenten te bezoeken, waarin
geen permanente bioscopen gevestigd zijn, ook al
hebben zij die in 1933 of 1934 niet bezocht, mits het
te bespelen gebouw in de betreffende gemeente ten
minste 5 K.M. in rechte lijn verwijderd is van de
meest nabij zijnde permanente bioscoop.
5e. Het is aan alle leden verboden om, zoolang het
verbod sub 2e. bestaat, tegenover andere leden ver
plichtingen aan te gaan of met andere leden in wel
ken vorm ook afspraken te maken, waardoor het
bedrijf van één of meer leden op eenigerlei wijze
zou kunnen worden bemoeilijkt.
6e. Het is verboden, zoolang het verbod sub 2e. be
staat:
a. aan alle leden om films behalve aan particu
lieren ten verhuur (in den zin van art. 1 van
de Algemeene Voorwaarden van Verhuur en