MAANDELIJKSCHE M E D EDEELINGEN.
11
Voor het donateurschap van den Nederlandschen
Bioscoop-Bond heeft zich aangemeld de N.V. Centraal
Filmbeheer te Amsterdam, waarvan als directeur op
treedt de heer F. Schuiten en als onderdirecteur de heer
S. Grunberg.
Eventueele bezwaren tegen de toelating moeten vóór
28 Februari a.s. bij het Hoofdbestuur worden ingediend.
De exploitatie van de Garnizoens Bioscoop te Har
derwijk, welke tot dusver werd gevoerd door een com
missie tot dagelijksch beheer dezer zaal, is overgenomen
door de N.V. Algemeene Bioscoop Onderneming onder
directie van de heeren Gebrs. Miedema te Deventer.
De bioscoop, welke gevestigd is in het gebouw van
den heer W. C. Telkamp te Tiel, is niet in exploitatie
genomen door den heer A. G. Canis uit Haarlem, zoo-
als aanvankelijk in diens voornemen lag. De heer Tel
kamp, die zich reeds eerder voor het lidmaatschap van
den Bond heeft aangemeld, zal zelfstandig de exploitatie
van zijn bioscoop ter hand gaan nemen zoodra het
Hoofdbestuur over zijn toelating een beslissing heeft
genomen.
huurgebouw tegenover een filmverhuurder geen verplichtingen mag
aangaan, die langer duren dan de tijd, waarvoor hij op grond van
het huurcontract de beschikking heeft over het gebouw;
dat indien hij, gelijk geïntimeerde gedaan heeft, een filmcontract,
in het onderhavig geval zelfs een contract voor de afneming van
een wekelijks verschijnend filmjournaal, afsluit voor een Iangeren
duur, althans voor een periode, die eindigt eenige maanden nadat
zijn huurcontract expireert, hij tegenover den verhuurder volledig
aansprakelijk is voor de schade, welke ontstaat doordat hij wegens
het niet kunnen inhuren van een gebouw, het filmcontract niet kan
afwerken;
dat geïntimeerde dan ook aansprakelijk moet worden gesteld voor
de schade, welke in verband met een intusschen tot stand gekomen
overeenkomst tusschen appellante en een anderen exploitant te
's-Hertogenbosch, verminderd is tot f 225.
dat uit het hiervoren overwogene volgt, dat de Commissie van
Geschillen ten onrechte de overmachtsclausule van art. 24 van de
Algemeene Voorwaarden van Verhuur en Huur van films van toe
passing heeft geacht;
dat derhalve haar vonnis moet worden vernietigd met veroordee
ling van geïntimeerde tot betaling aan appellante van een bedrag
van f 225.alsmede van de arbitragekosten in beide instanties,
zijnde f 60.
Uitspraken Commissie van Geschillen.
De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) heeft in haar
zitting van Maandag, 20 Januari 1936 inzake het door den heer
A. J. Dresscher, eigenaar van de Express Film te Amstelveen d.d.
30 December 1935 aanhangig gemaakt geschil contra den heer
H. Bedak, exploitant van het Roxy Theater te 's-Gravenhage uit
spraak gedaan, dat de vordering van eischer moet worden toege
wezen en gedaagde mitsdien moet worden veroordeeld om tegen
kwijting aan eischer te betalen een bedrag van ƒ237.61 bij wijze
van schadevergoeding, alsmede in de geschilkoster,, bedragende
20.zulks op grond van de overweging:
dat eischer stelt, dat gedaagde op 25 en 26 December 1935 in
Zijn theater vertoond heeft de door eischer geleverde film ..De
man zonder vrees", en dat daarbij de geheel nieuwe copie van
deze film zoo ernstig beschadigd werd, dat deze filmcopie in het
geheel niet meer te gebruiken is, welke beschadiging veroorzaakt
is, doordat de geluidsfilmapparaten in het theater van gedaagde
in verwaarloosden toestand verkeeren en zelfs allernoodzakelijkste
reparaties aan deze apparatuur achterwege zijn gelaten, op grond
waarvan eischer van gedaagde vordert hem een schadevergoeding
te betalen gelijk aan de aanschaffingskosten eener nieuwe copie.
alsmede de verdere bedragen, welke aan vracht, invoerrecht e.d.
verschuldigd zijn;
dat gedaagde, erkennende, dat de vorenbedoelde filmcopie in zijn
theater beschadigd is, betwist, dat deze copie zoo zeer is bescha
digd, dat zij niet meer vertoond kan worden:
dat uit het door de Commissie ingesteld onderzoek is komen
vast te staan, dat de z.g. soundstrook der filmcopie over de geheele
linie is beschadigd, tengevolge waarvan twee van de zes acten,
waaruit deze film bestaat, in het geheel niet meer bruikbaar zijn,
terwijl de overige vier acten eveneens in ernstige mate zijn be
schadigd, zij het niet zoodanig, dat deze acten volslagen onbruik
baar zijn geworden;
dat eischer zich ter tegemoetkoming aan gedaagde bereid heeft
verklaard ermede accoord te gaan, dat gedaagde hem slechts de
helft van de aanschaffingskosten der nieuwe copie betaalt:
dat eischers vordering, die door de overgelegde stukken wordt
gestaafd, dan ook moet worden toegewezen.
De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) heeft in haar
zitting van Woensdag, 22 Januari 1936 de navolgende uitspraken
gedaan: Inzake het door den heer A. Leeuwin, exploitant van het
City- en Roxy Theater te Alkmaar op 13 November 1935 aan
hangig gemaakt geschil contra den heer W. Weber te Alkmaar,
dat eischers vordering moet worden toegewezen en gedaagde (We
ber) mitsdien moet worden veroordeeld om tegen kwijting aan
eischer te betalen het gevorderd bedrag a 250.alsmede in de
geschilkosten, bedragende 20.zulks op grond van de over
weging:
dat eischer stelt, dat hij op 9 Augustus 1935 van gedaagde heeft
overgenomen de bioscooptheaters Cinema Americain en A.B.T..
thans genaamd City- en Roxy Theater, alsmede de door gedaagde
ten behoeve van deze theaters gesloten contracten, o.a. een door
gedaagde gesloten contract met de Ufa Maatschappij voor Film- en
Bioscoopbedrijf N.V. te Amsterdam, van welk contract op ge
noemden datum door gedaagde nog waren af te nemen o.a. 33
filmjournaals, n.1. 18 journaals behoorende bij een gelijk aantal
door de Ufa te leveren filmprogramma's, alsmede 15 journaals,
welke in de resteerende vertooningsweken zouden worden geleverd;
dat eischer, die bij de overname van het contract-Ufa aan ge
daagde heeft voldaan voor de reeds door gedaagde be
taalde doch door de Ufa Maatschappij nog te leveren films, verder
stelt, dat hij van deze maatschappij slechts geleverd heeft gekregen
8 journaals met de mededeeling, dat de van het contract restee
rende 43 journaals reeds door gedaagde waren afgenomen, zoodat
eischer zich op het standpunt stelt, dat hij aan gedaagde 25 journaals
(33 verminderd met 8) teveel heeft betaald, op grond waarvan hij
van gedaagde vordert hem terug te betalen de filmhuur dezer 25
journaals;
dat gedaagde, vooropstellende, dat eischer de filmcontracten zon
der eenige reserve van hem heeft overgenomen, hiertegen aanvoert,
dat hij eischer op het in de voorafgegane overweging bedoeld be
drag een reductie heeft gegeven, terwijl hij verder bestrijdt, dat de
prijs der journaals op per stuk zou moeten worden ge
steld, welke prijs naar de meening van gedaagde berekend moet
worden over de metrage der journaals naar verhouding van de ge
zamenlijke lengte der tot het Ufa-contract behoorende films, zijnde
per journaal;
dat eischer ontkent, dat gedaagde hem speciaal ten aanzien van
het Ufa-contract een reductie heeft gegeven, al geeft eischer toe,
dat gedaagde hem bij de geheele transactie van de overname der
theaters en der contracten eenige reductie heeft verleend:
dat eischer ter staving van zijn vordering aan de Commissie heeft
overgelegd een staat, bevattende gegevens omtrent de door ge
daagde afgesloten filmcontracten, de op die contracten gedane
betalingen en de daarvan afgenomen films, welke staat de basis
der transactie tusschen partijen heeft gevormd en waaruit blijkt,
dat gedaagde aan eischer tegen betaling van heeft over
gedragen het Ufa-contract, waarvan nog te leveren zouden zijn
18 films en 15 journaals;
dat uit het Ufa-contract van gedaagde blijkt, dat bij elk aan
gedaagde te leveren filmprogramma een journaal zou zijn inbe
grepen, waaruit volgt, dat gedaagde behalve de reeds vermelde
15 journaals, tevens 18 andere journaals, tezamen dus 33 journaals
aan eischer heeft overgedragen;
dat verder uit een door de Ufa Maatschappij samengestelde en
51 journaals, op levering waarvan gedaagde contractueel recht had,
door eischer aan de Commissie overgelegde staat blijkt, dat van de
op 9 Augustus 1935 reeds 43 journaals door gedaagde waren af
genomen en er dus op dien datum nog 8 journaals resteerden;
dat uit het vorenstaande volgt, dat gedaagde bij het overdragen
in plaats van 33 journaals slechts 8 journaals aan eischer in
rekening had mogen brengen;
dat de door gedaagde gevolgde berekening der journaals a
per stuk door de Commissie niet kan worden gevolgd, daar in aan
merking moet worden genomen, dat eischer in de plaats van de
onderhavige Ufa-journaals, op levering waarvan hij gerekend had,
andere journaals moet huren en de prijs dezer nieuwe journaals, die
van de oude journaals ten minste zal benaderen en dat derhalve
de in het contract genoemde auteursprijs behoort te worden aan
genomen;
dat eischers vordering gegrond moet worden geacht en gedaagde
mitsdien behoort te worden veroordeeld om aan eischer tegen kwij
ting te betalen het gevorderd bedrag a 250.alsmede in de
geschilkosten.
De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) heeft in haar
op Woensdag, 29 Januari 1936 gehouden zitting inzake het dooi
de N.V. Handel Maatschappij Loetafoon te Eindhoven op 20
December 1935 aanhangig gemaakt geschil contra den heer W.
Dirix-Opdencamp, exploitant van het Hollandia Theater te Beek
(L.) uitspraak gedaan, dat de vordering van eischeres (Loetafoon)
moet worden toegewezen en gedaagde (Dirix) mitsdien moet worden
veroordeeld om aan eischeres te betalen het gevorderd bedrag
alsmede in de geschilkosten, zulks op grond van de overweging,
dat gedaagde de juistheid der ingestelde vordering heeft erkend,
terwijl op verzoek van gedaagde een betalingsregeling t.a.v. het
toegewezen bedrag is getroffen.
Donateurschap.
Wijziging Ledenlijst.