DE JAARLIJKSCHE LEDENVERGADERING. APRIL 1936 Jt jt UITGAVE VAN DEN j» j» NEDERLANDSCHEN BIOSCOOP-BOND ACHTERGRACHT 19 AMSTERDAM-C. DIT ORGAAN VERSCHIJNT TEN MINSTE J- J. ÉÉNMAAL PER MAAND j» J- Op Maandag 30 Maart is in de bovenzaal van Hotel Krasnapolsky te Amsterdam de jaarlijksche ledenver gadering gehouden van den Nederlandschen Bioscoop- Bond. De Bondsvoorzitter, de heer D. Hamburger Jr., open de de vergadering omstreeks half drie en heette de aan wezigen hartelijk welkom. In het bijzonder begroette hij den voorzitter van de Commissie van Geschillen, den heer Ed. Cohen Barnstijn, waarna hij eenige har telijke woorden richtte tot den vice-voorzitter, den heer B. D. Ochse, wien hij geluk wenschte met zijn benoe ming tot ridder in de orde van Oranje Nassau. Onder applaus der vergadering uitte spreker de hoop, dat de heer Ochse deze onderscheiding vele jaren met eer zou mogen dragen. Den economischen toestand van het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf besprekend, gaf spreker als zijn meening te kennen, dat er niet veel reden voor opti misme aanwezig was, al voegde hij hier onmiddellijk aan toe, dat het verkeerd zou zijn den toestand al te somber in te zien. Indien men immers de algemeene opinie mag gelooven, is het niet onwaarschijnlijk, dat wij aan den vooravond staan van betere tijden. Wan neer wij in aanmerking nemen, dat het film- en bioscoop bedrijf, hoewel onder zware lasten en zorgen gebukt gaande, zich temidden van het bedrijfsleven in het al gemeen vrij goed heeft weten staande te houden, is er zelfs reden te meer voor een zeker optimisme, omdat ons bedrijf dan ook het eerste zal zijn, dat van een verbe tering van den toestand zal profiteeren. Spreker wijst in dit verband op de groote beteekenis van het „Nieuwe Leden- en Zakenbesluit", en legt er in het bijzonder den nadruk op, hoeveel slechter ons bedrijf er aan toe zou zijn, wanneer wij de komende periode zonder nieuw besluit zouden zijn tegemoet gegaan. Spreker wijdde uit over de lasten, die in steeds grootere mate op het bio scoopbedrijf gaan drukken en noemde daarbij de vermakelijkheidsbelasting, de keuringskosten, de hoogere invoerrechten op films en vooral de personeele belas ting, welke hij schandelijk onbillijk achtte. De Bonds voorzitter wees op de noodzakelijkheid van verlaging dezer lasten en stelde in het vooruitzicht, dat het Hoofd bestuur zich in het komende jaar meer dan anders met deze voor het bedrijf zoo uitermate belangrijke kwestie zal bezighouden. Evenals vorige jaren zal daarom ook in dit jaar zeer veel gevergd worden van het Hoofdbe stuur. Dit zal echter alleen iets kunnen bereiken, wan neer de organisatie hecht en de samenwerking intens blijft. Om deze samenwerking te versterken, zal het Hoofd bestuur het in het komende jaar als zijn belangrijkste taak beschouwen, een wijziging der statuten voor te berei den, waardoor de specifieke belangen van beide bedrijfs groepen in den Bond vereenigd, ten volle tot hun recht zullen komen en de rechtsgelijkheid van beide groepen wederkeerig in gelijke verhouding volledig zal worden erkend. Het Hoofdbestuur hoopt hierdoor het vertrou wen der leden, dat zoo broodnoodig is, te verstevigen. Een scheiding immers zou slechts nadeel aan het bedrijf kunnen berokkenen, samenwerking daarentegen kan slechts voordeel en geluk brengen. Het jaarverslag over 1935, uitgebracht door den Directeur, den heer A. de Hoop, werd ver volgens met algemeene stemmen vastgesteld. De heer D. v. d. B e r g, Amsterdam, bracht hulde aan den Bondsdirecteur voor de schitterende wijze, waarop hij het jaarverslag heeft uitgebracht. Ook de Bondsvoorzitter liet zich in waardee- rende bewoordingen uit over het door den B o n d s- direct eur uitgebrachte jaarverslag, en bracht hem daarvoor een woord van hulde en dank. Behoudens enkele opmerkingen, werd de Rekening en Verantwoording van het financieel beheer over 1935, welke sluit met een bedrag van ƒ63.442.60, goedgekeurd, evenals de rekeningen der afdeelingen. Besloten werd, het b a t i g s a 1 d o 1935 ad 3037.94 aan te wenden voor afschrijving van het grootste deel van het bedrag, waarmede de begrooting voor de her denking van het 40-jarig bestaan der cinematographie werd overschreden. Eveneens werd besloten, ƒ241.53, zijnde hetgeen door de leden inzake de z.g. winterhulp meer is bijgedragen, dan waarop is gerekend, ter be schikking te stellen van de Stichting Bio-Vacantieoord. Besloten werd de contributie over 1936 op de zelfde grondslagen vast te stellen als het vorig jaar. De Voorzitter van den Afdeelingsraad, de heer J. M i e d e m a, merkte hierbij op, dat de vaststelling der contributies niet voldoet aan de eischen van billijkheid. Spreker toonde dit met voorbeelden aan. Namens den Afdeelingsraad gaf spreker het Hoofdbestuur daarom in overweging, de wijze van contributieheffing eens op nieuw onder de loupe te nemen. Mocht het Hoofdbestuur geen reden tot wijziging aanwezig zien, dan zal de Af deelingsraad zelf te dezer zake met ingrijpende voor stellen komen. Goedgekeurd werd een voorstel van het Hoofdbestuur om de verplichte bijdragen aan de weerstandskas voor het jaar 1936 wederom te bepalen op 20% van den contributieaanslag. Aan de orde was alsdan de behandeling der b e- g r o o t i n g van Ontvangsten en Uitgaven voor 1936. Naar aanleiding van door den voorzitter van den Af deelingsraad, den heer J. M i e d e m a, gemaakte op merkingen betreffende den post „Pensioenpremie's en

Historie Film- en Bioscoopbranche

Ledenbulletin en maandelijkse mededelingen | 1936 | | pagina 1