De Commissie N.Z. geïnstalleerd.
MAANDELIJKSCHE M E D EDEELINGEN.
Donderdag 26 Maart is de Commissie N. Z„ welke
ingevolge het „Nieuwe Leden- en Zakenbesluit" is in
gesteld, tijdens een bijeenkomst in de bestuurskamer van
het Bondsbureau officieel door den Voorzitter van den
Bond, den heer D. Hamburger Jr., geïnstalleerd.
De voltallige Commissie was hierbij aanwezig, even
als haar Voorzitter, de heer Mr. Dr. G. M. Greup,
Secretaris van de Kamer van Koophandel en Fabrieken
te Amsterdam, die als zoodanig door het Hoofdbestuur
is benoemd.
In zijn uitvoerige rede releveerde de Bondsvoorzit
ter, hoe het „Nieuwe Leden- en Zakenbesluit" tot stand
is gekomen, daarbij tevens de redenen memoreerend,
welke het Hoofdbestuur in 1935 tot de tijdelijke afslui
ting van het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf
hadden genoopt. Spreker schetste voorts de taak van
de z.g. Studiecommissie, ingevolge het Bondsbesluit van
11 Februari 1935.
Hoewel het „Nieuwe Leden- en Zakenbesluit" in de
buitengewone ledenvergadering van 10 Februari 1936
met groote meerderheid van stemmen is goedgekeurd,
ontveinsde spreker zich niet, dat ook dit nieuwe besluit
bezwaren met zich brengt. Deze bezwaren zijn reeds tot
uiting gekomen bij de stemming in de ledenvergadering,
waarbij een aantal onzer leden zich tegen aanneming
van het nieuwe besluit verklaarde, Wij hebben echter,
aldus spreker, alle reden om te vertrouwen, dat de prac-
tische uitvoering van het „Nieuwe Leden- en Zaken
besluit" zoodanig zal zijn, dat deze tegenstemmers on
getwijfeld tot de conclusie zullen komen, dat zij de
consequenties van het besluit te somber hebben inge
zien.
Overigens hield spr. zich ervan overtuigd, dat het aan
al de leden, doch in het bijzonder aan hen, die tegen dit
besluit hebben gestemd, wel iets zegt, dat de Neder
landsche Regeering thans een ontwerp-vestigingswet bij
de volksvertegenwoordiging heeft aanhangig gemaakt,
dat vrijwel op dezelfde grondslagen rust als die, waarop
het „Nieuwe Leden- en Zakenbesluit" is gebaseerd. In
dit ontwerp zegt de Minister, dat gezond maatschappe
lijk inzicht gebiedt, met betrekking tot het onderhavige
vraagstuk te streven naar een regeling, die aan de Over
heid geen andere taak toekent, dan het bevorderen,
steunen en bekrachtigen van hetgeen uit het bedrijfs
leven zelf is opgekomen.
Hieruit vloeit aanstonds voort, aldus de Minister, dat
geen sprake zal zijn van eenig initiatief ten dezen door
de Overheid te nemen in branches, waarin de bedrijfs-
genooten zelf in dit opzicht tot dusver in gebreke
bleven.
Wij mogen er dan ook met recht trotsch op zijn, aldus
spr., dat wij de Nederlandsche Regeering in dit opzicht
voor zijn geweest en de vorengeciteerde ministerieele
aansporing op ons niet van toepassing kan worden ge
acht.
Dat zulks mogelijk was en wij in dit opzicht de meeste
vereenigingen en organisaties voor konden zijn, is in
hoofdzaak te danken aan de hechte eenheid en de sterke
organisatorische basis, waarin zich onze Bond mag ver
heugen.
Spreker richtte zich dan in het bijzonder tot den voor
zitter en de leden der Commissie N. Z., er op wijzende,
dat het Hoofdbestuur in verband met de vaststelling van
het „Nieuwe Leden- en Zakenbesluit" een nieuw or
gaan in het leven heeft geroepen, dat, wat zijn samen
stelling betreft, een afspiegeling moet zijn van de ver
houdingen in den Nederlandschen Bioscoop-Bond. Zoo
wel aan de Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders als aan
den Afdeelingsraad is door het Hoofdbestuur het recht
van benoeming gegeven en het Hoofdbestuur spreekt de
hoop uit, dat deze colleges over de door hen gedane
benoemingen later niet ontevreden zullen zijn.
Spreker vestigde voorts speciaal de aandacht op de
belangrijke omstandigheid bij de installatie dezer Com
missie, dat het Hoofdbestuur n.1. sedert het 17-jarig be
staan van den Nederlandschen Bioscoop-Bond voor het
eerst een buitenstaander in een zijner advies-colleges,
en wel in dit orgaan, heeft willen betrekken, met name
den Voorzitter van deze Commissie.
Het Hoofdbestuur is hiertoe na rijp beraad overge
gaan, vooral ook om aan die buitenstaanders, die een
beroep op deze Commissie zullen doen, het zoo noodige
vertrouwen in te boezemen. Het Hoofdbestuur acht zich
gelukkig den heer Greup voor deze functie bereid ge
vonden te hebben. De heer Greup neemt als Secretaris
van de Kamer van Koophandel te Amsterdam een
zeer vooraanstaande plaats in in het bedrijfsleven en
uit dien hoofde beschikt hij ongetwijfeld over de com
petentie, welke noodig is om leiding te geven aan deze
Commissie, die op haar beurt zich bezighoudt met de
belangen van het Nederlandsche film- en bioscoopbe
drijf en als het ware de economische behoeften van dit
bedrijf heeft te peilen.
Het feit, dat het Hoofdbestuur zich tot den heer
Greup gewend heeft, moge een bewijs zijn, welk een
groot vertrouwen het in hem stelt. Spreker riep den
voorzitter een hartelijk welkom toe, en sprak de hoop
uit, dat deze veel voldoening van zijn taak zou mogen
hebben.
De taak van de Commissie besprekend gaf spreker als
zijn meening te kennen, dat de aanvragen om vergun
ning tot stichting van een nieuwe zaak niet in overstel
pende mate zullen binnenkomen. Daarvoor zijn de nor
men van het „Nieuwe Leden- en Zakenbesluit" te
scherp en te streng geformuleerd.
Indien het al het geval mocht zijn, dat het aantal aan
vragen zeer beperkt blijft, zoo vervolgde spreker, dan
wordt ons daardoor de voldoening geschonken, dat de
totstandkoming van het „Nieuwe Leden- en Zaken
besluit" van een groote preventieve kracht is geweest
en dus ons oorspronkelijk doel is bereikt. Voorzoover
er echter aanvragen zijn, zal Uw Commissie bij de be
oordeeling daarvan de normen van het „Nieuwe Leden
en Zakenbesluit" als toetssteen hebben te nemen.
Met den wensch, dat de Commissie N. Z. in haar
taak zal slagen, verklaarde de Voorzitter haar voor
geïnstalleerd.
De Voorzitter van de Commissie N. Z., de heer
Mr. Dr. G. M. Greup, dankte den Bondsvoorzitter voor
de moeite, die hij zich gegeven heeft om hem en de
leden dezer Commissie in hun nieuwe taak in te wijden.
Llit de uiteenzetting van den heer Hamburger is hem
voldoende duidelijk geworden, dat deze taak verre van
gemakkelijk is; echter zal zij daarom juist des te eervol
ler zijn.
Er staan inderdaad groote belangen op het spel. De
belangen van bestaande zaken zullen moeten worden
afgewogen tegen die van nieuw op te richten zaken en
de belangen van eerstgenoemde zullen daarbij niet in
gevaar mogen worden gebracht.
Spreker vestigde er in het bijzonder de aandacht op,
dat het bioscoopbedrijf een van die bedrijven is, welke
langs den weg timmeren, daarom ook kan verwacht
worden, dat de werkzaamheden dezer Commissie door
velen buiten het bedrijf met belangstelling zullen worden
gevolgd.
Spreker noemde het „Nieuwe Leden- en Zakenbe
sluit" een poging tot interne bedrijfsordening en achtte
het een verdienste, dat de leiding van den Bond hiertoe
in staat is gebleken.
Vele groepen van ondernemingen doen tegenwoordig
immers een beroep op de overheid en wanneer dan aan
hun verzoek gevolg gegeven wordt, blijkt meermalen,
dat zij het paard van Troje hebben binnengehaald.
Het heeft spreker gefrappeerd, hoezeer concreet en
doorwrocht dit „Nieuwe Leden- en Zakenbesluit" is;
bovendien achtte hij het opmerkelijk, dat het woord
„overheid" daarin geen enkelen keer wordt genoemd.
Spreker trok een parallel tusschen de door de Regee
ring ingediende ontwerp-vestigingswet en het „Nieuwe
Leden- en Zakenbesluit van den Bond en achtte het