BUMA EN COMPONISTEN
HONORARIUM.
No. 25
25 MEI 1936
J* Jfc UITGAVE VAN DEN J- J-
NEDERLANDSCHEN BIOSCOOP-BOND
ACHTERGRACHT 19 AMSTERDAM-C.
DIT ORGAAN VERSCHIJNT TEN MINSTE
j» j* ÉÉNMAAL PER MAAND j»
De „Tijd had onlangs naar aanleiding van de nieu
we actie van het Bureau voor Muziekauteursrecht con
tra het Nederlandsche bioscoopbedrijf een artikeltje
gepubliceerd, waarin zij zich met betrekking tot de mu-
ziekauteursrechtenkwestie inzake filmmuziek op hetzelf
de standpunt plaatste, hetwelk te dezen aanzien steeds
door ons is ingenomen en verdedigd.
Het Blad betoogde o.m.:
„Muziek in de film is precies hetzelfde als muziek in
het strijkje, zoo redeneert Buma, doch de Bioscoop-Bond
stelt zich op het standpunt, dat muziek in een strijkje
niets anders is dan... muziek in het strijkje, terwijl mu
ziek in de film nooit anders kan beschouwd worden als
een zelfstandige uitvoering, doch als een onderdeel
en niet eens het voornaamste van een film, die
sowieso een optische voorstelling is.
Wanneer de verdedigers van dit standpunt betoogen,
dat de filmmuziek slechts als illustratieve muziek moet
beschouwd worden en dus niet in aanmerking kan ko
men voor een belasting, die de rechtstreeks uitgevoerde
muziek moet ondergaan, dan is dit betoog in zooverre
onvolledig, dat de filmmuziek, mits op de juiste en artis
tiek verantwoorde wijze toegepast, niet eens als illustra
tie kan gelden. Zij dient n.1. beschouwd te worden als
een van de vele elementen, bouwstoffen, waaruit de
film wordt samengesteld. Neemt men deze muziek uit
de film weg, dan heeft zij geen bestaansrecht meer en
naarmate zij sterker met de andere elementen was sa-
mengeweven, heeft zij zelfs bij isolatie geen bestaans
mogelijkheid meer. Bovendien zou deze isolatie de film
als geheel ernstig schaden en naarmate de elementen
sterker een zijn geworden, zelfs volkomen kunnen ver
nietigen."
De directie van Buma heeft hierop geantwoord met
een uitvoerig verweer, gepubliceerd in de „Tijd" van
9 Mei j.1., waarin ons o.m. de volgende passage treft:
„Hij (de componist) krijgt wel een vast bedrag voor
tijdverlies en werk, maar dat is niet te vergelijken met
de belooning van de filmacteurs, die immers geen
auteursrecht hebben.
Zijn werkelijke belooning komt uit hetgeen zijn orga
nisatie hem zal kunnen uitkeeren van hetgeen geïncas-
seerd wordt aan auteursrecht en houdt aldus verband
met zijn grooter of kleiner succes. Zoo wordt een groot
stuk bedrijfsrisico door den filmfabrikant afgewenteld
op den componist, die daartoe zijn uiterste best zal doen.
Deze auteursrechten 'worden echter niet geïncasseerd
bij de filmfabrikanten, maar bij de bioscoopondernemers,
die dus het te betalen auteursrecht dienen te calculeeren
bij de vraag hoeveel zij voor filmhuur kunnen besteden.
Zoover ziet de zaak er gezond uit, maar als nu Buma
bij de bioscoopexploitanten komt om de tantièmes, waar
op de componisten recht hebben, dan verweren deze zich
met handen en voeten."
Het is niet noodig op deze beweringen van het Buma
uitvoerig in te gaan, zij werden bij vorige gelegenheden
meermalen door ons ontzenuwd.
Slechts een enkele kantteekening.
Het ergerlijke in deze heele overigens natuurlijk
principieele aangelegenheid is juist, dat de compo
nisten in werkelijkheid zoo goed als niets ontvangen van
de vele tienduizenden guldens, welke Buma van het
bioscoopbedrijf denkt te kunnen incasseeren.
Zoo herinneren we ons, dat de componist May, die
eenige jaren geleden misschien 50 pet. van de muziek
componeerde van alle geluidsfilms, die destijds in
Duitschland vervaardigd werden, naar aanleiding van
een informatie onzerzijds in verband met de successen
ook in ons land van de film „Het Congres danst", ver
klaard heeft, dat hij door tusschenkomst van Buma uit
de opbrengsten van deze film in Nederland een bedrag
van 200 Mark, zegge ƒ120.had ontvangen.
En toch betaalde het Nederlandsche bioscoopbedrijf
in dat jaar circa 60.000.aan muziekauteursrechten,
waarvan een niet onaanzienlijk deel aan vorengenoem
den componist had moeten worden uitbetaald.
Zijn werkelijke belooning komt, volgens de di
rectie van Buma, uit hetgeen zijn organisatie hem zal
kunnen uitkeeren van hetgeen geïncasseerd wordt aan
auteursrechtZoo zou het kunnen zijn, wanneer
niet verreweg het grootste deel dezer belooning aan den
strijkstok bleef hangen. Het bioscoopbedrijf past er ech
ter voor, voor dezen strijkstok te worden opgedraaid!
Het zou met de componisten droevig gesteld zijn,
wanneer zij met het ontvangen van hun werkelijke be
looning moesten wachten op de „uitkeeringen" van het
Buma.
Hun wérkelijke belooning ontvangen zij dan ook,
wanneer de filmproducent betaalt voor de medewer
king, welke zij bij het samenstellen der film verleenen.
De positie van den componist is er immers, zonder dat
het muziekauteursrechtenbureau daaraan part of deel
heeft, dank zij deze rechtstreeksche honoreering van den
filmproducent, belangrijk op vooruitgegaan. In de pe
riode van de stomme film, toen de muziek als illustratie
van het filmbeeld diende, had de componist slechts af te
wachten, wat hem door het auteursrechtenbureau zou
worden toebedeeld.
Blijkens de ervaring was dat een bitter schijntje. Feit
is thans, dat de componist van zijn opdrachtgever aan
rechtstreeksch honorarium belangrijk méér ontvangt dan
hij vroeger via het auteursrechtenbureau uit alle landen,
waar zijn muziek ten gehoore werd gebracht, gezamen
lijk ontving!