iAAN
NEDERLANDSCHEN DIOSCOOP-BÖNÖ
KÜ
Minimum entreeprijzen-regeling.
Buitengewone Ledenvergadering
No. 27
4 JULI 1936
VAN^Dë N
j» j» UITGAVE VAN DEN J-
NEDERLANDSCHEN BIOSCOOP-BOND
ACHTERGRACHT ï9 AMSTERDAM-C.
DIT ORGAAN VERSCHIJNT TEN MINSTE
J- j* ÉÉNMAAL PER MAAND J- j»
De elders in dit nummer gepubliceerde agenda van
de ledenvergadering, welke op Maandag, 20 Juli a.s.
zal worden gehouden, verdient de bijzondere aandacht
van al onze leden, voornamelijk om het voorstel daar
in vermeld, inzake vaststelling van een minimum-entrée-
prijzen-regeling.
Om verschillende redenen vragen wij voor dit voor
stel de ernstige belangstelling van allen.
Eerstens om zijn principieele beteekenis.
Tweedens om zijn inhoud.
Derdens om de consequenties, die het met zich brengt.
Wat de principieele zijde van dit jongste voorstel van
het Hoofdbestuur betreft: het kan een ieder genoegzaam
bekend zijn, dat de Bond voorzoover de waardig
heid en het algemeen belang van het bedrijf geen ge
vaar liepen zich immer angstvallig verre gehouden
heeft van iedere bemoeienis met, laat staan ingrijpen in
de interne bedrijfsvoering van de leden. En het zijn wel
zeer zwaarwichtige redenen geweest, die het Hoofd
bestuur bewogen, beter gezegd, genoodzaakt hebben,
den beproefden weg te dezen opzichte te verlaten, door
dit reglement in het leven te roepen.
De vergaande entreeprijzen-verlaging toch, waartoe
de bioscoopexploitanten onder den druk der tijdsom
standigheden meer en meer overgaan, dreigt zoodanige
proporties aan te gaan nemen, dat daardoor, gelijk wij
reeds vroeger in dit orgaan betoogd hebben, de belangen
der leden in het algemeen en de standing van het bedrijf
in het bijzonder in het gedrang zouden kunnen komen.
De gevolgen van een ongelimiteerde en zelfs ongemo
tiveerde entreeprijzen-verlaging kunnen van zoo'n ern-
stigen aard zijn, dat ingrijpen van Bondswege gemoti
veerd geacht kan worden, evenzeer als de economische
teruggang van de laatste jaren het besluit van den Bond
noodzakelijk maakte om het bedrijf aanvankelijk tijdelijk
af te sluiten en vervolgens ter beperking van de vesti
ging van nieuwe zaken een ..Nieuwe Leden- en Zaken-
besluit" in het leven te roepen.
Had het Hoofdbestuur zich reeds geruimen tijd met
het probleem der entreeprijzen bezig gehouden, de uit
gifte van goedkoope entréebiljetten gedurende de zomer
maanden door een der grootste theaters in den lande
en de terugslag die daarvan tot zelfs in de provincie
werd ondervonden, maakten tenslotte snel handelen
noodzakelijk in het belang van het geheele bedrijf, in het
belang ook van het peil van het programma, dat in de
naaste toekomst aan het publiek wordt aangeboden.
Nochtans was het Hoofdbestuur onder de huidige
figuur van de Statuten niet gerechtigd minimum-entrée-
prijzen vast te stellen. Daartoe is een afzonderlijk regle
ment ontworpen, waarbij deze vaststelling wordt
gereglementeerd.
Dezer dagen is het concept van dit reglement den
leden toegezonden. Bij aandachtige bestudeering van
den inhoud zal aanstonds blijken, dat er naar gestreefd
is een zoodanige regeling tot stand te brengen, dat niet
verder wordt ingegrepen dan strikt noodzakelijk is.
Zoo is het bijv. de bedoeling, dat de Prijzencommissie
de thans geldende minimum-entréeprijzen zooveel moge
lijk intact houdt, behoudens in die gevallen, waar ge-
Het Hoofdbestuur van den Nederlandschen Bioscoop-
Bond noodigt de Leden ingevolge het bepaalde in de
artt. 26 en 27 der Statuten uit tot bijwoning van een
BUITENGEWONE LEDENVERGADERING
op Maandag, 20 Juli e.k., des middags om twee uur
precies in Hotel Krasnapolsky (bovenzaal) te Amster
dam, ter behandeling van de navolgende agenda:
1. Opening.
2. Voorstel tot goedkeuring van de notulen der jaar-
lijksche ledenvergadering, gehouden op 30 Maart
1936, alsmede voorstel tot benoeming van een
commissie voor het nazien van de notulen dezer
buitengewone vergadering.
3. Ingekomen stukken en mededeelingen.
4. Voorstel van het Hoofdbestuur tot vaststelling van
een Prijzen-Reglement overeenkomstig het concept,
hetwelk aan elk der Leden afzonderlijk is toegezon
den.
5. Voorstel van het Hoofdbestuur om op grond van
art. 16 der Statuten aan de Leden te verbieden om
op het gebied van het film- en bioscoopbedrijf zaken
te doen met nader door het Hoofdbestuur aan te
geven buitenlandsche filmproducenten en/of andere
filmondernemingen. die smalfilms verkoopen aan
Nederlandsche personen of zaken (alle zedelijke
lichamen inbegrepen), die geen lid zijn van den
Nederlandschen Bioscoop-Bond.
6. Voorstel van het Hoofdbestuur om op grond van
het bepaalde in art. 9 van het Algemeen Reglement
een aantal leden, waarvan de namen kort vóór of
tijdens de ledenvergadering zullen worden bekend
gemaakt, wegens verlies der vereischten van het
lidmaatschap vervallen te verklaren.
7. Rondvraag en sluiting.
Namens het Hoofdbestuur:
D. HAMBURGER Jr., Voorzitter.
S. ZONDERVAN, Secretaris.
Amsterdam, 4 Juli 1936.
üty??v