INSCHRIJVING IN HET NAAMREGISTER
,t
,t
12
met de directie van het theater was overeengekomen, dat de
op 1 Januari 1935 nog loopende orders tot vertooning van
projectieplaten en reclamefilm in het Apollo Theater, alsnog
zouden worden afgewerkt; dat op grond van deze overeen
komst de heer Quist aanspraak maakt op betaling van het
bij den Bond gedeponeerd bedrag van
dat de Commissie nog als getuige heeft gehoord de heer
W. Quist, eigenaar van het Bureau „Actief Film" te Gro
ningen, die o.m. verklaard heeft, dat hij van de directie van
het Apollo Theater een brief, gedateerd 15 Januari 1935 heeft
ontvangen, waarin o.m. vermeld is: „De reeds afgesloten
plaatjes en reclamefilmpjes worden op de tusschen ons be
staande basis afgewikkeld en verzoeken wij U in dit verband
om een opgave van deze plaatjes en films, om ons terzake
te kunnen oriènteeren" en dat hij ongeveer 14 dagen later de
betreffende opgave, waarbij o.m. vermeld de reclamefilm,
waarover het geschil loopt, aan de directie van het theater
heeft ingezonden;
dat vaststaat, dat gedaagde bij schrijven d.d. 29 Januari
1935 aan eischeres opdracht heeft gegeven de meergenoemde
reclamefilm in de week van 29 Maart tot 4 April 1935 in het
Apollo Theater te 's-Gravenhage te doen vertoonen en dat
eischeres deze opdracht heeft uitgevoerd;
dat uit het vorenstaande volgt, dat gedaagde, die op de
wijze, waarop de opdracht is uitgevoerd, geenerlei bemer
kingen heeft, dan ook gehouden is het voor de vertooning der
reclamefilm verschuldigd bedrag van aan eischeres te
betalen, ongeacht of de heer Quist voornoemd om andere
redenen een vordering voor de vertooning van dezelfde
reclamefilm tegen gedaagde kan instellen;
dat de vordering van eischeres dan ook moet worden toe
gewezen en gedaagde mitsdien moet worden veroordeeld om
het gevorderd bedrag a aan eischeres te betalen, als
mede in de kosten van het geschil.
De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) heeft in
haar zitting van Woensdag, 9 December 1936, de navolgen
de uitspraken gedaan:
Inzake het door de N.V. Filma, gevestigd te Amsterdam op
18 November 1936 aanhangig gemaakt geschil contra de N.V.
Theater Maatschappij „Het Oosten", gevestigd te Rotterdam
en exploiteerende het Ooster Theater, dat de vordering van
eischeres (Filma) moet worden toegewezen en gedaagde
(Oester Theater) mitsdien moet worden veroordeeld om
tegen kwijting aan eischeres te betalen het gevorderd bedrag
a alsmede de geschilkosten, bedragende ƒ20.zulks
op grond van de overweging:
dat gedaagde geenerlei verweer ter kennis van de Com
missie heeft gebracht, terwijl de ingestelde vordering aan de
Commissie niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt;
dat bovendien die vordering door de aan de Commissie
overgelegde bescheiden wordt gestaafd;
dat derhalve de vordering behoort te worden toegewezen.
Inzake het door de N.V. Filma, gevestigd te Amsterdam op
25 November 1936 aanhangig gemaakt geschil contra de firma
Serlie, firmanten de heeren L. J. Lievenboom en L. M. Ser-
phos, gevestigd te Enschedé, dat de vordering van eischeres
(Filma) moet worden toegewezen en gedaagde (Serlie) mits
dien moet worden veroordeeld om tegen kwijting aan eische
res te betalen het gevorderd bedrag a f alsmede in de
geschilkosten, bedragende ƒ20.—, zulks op grond van de
overweging:
dat gedaagde geenerlei verweer ter kennis van de Com
missie heeft gebracht, terwijl de ingestelde vordering aan de
Commissie niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt;
dat bovendien die vordering door de aan de Commissie
overgelegde bescheiden wordt gestaafd;
dat derhalve de vordering behoort te worden toegewezen.
Inzake het door de N.V. Habé Film, gevestigd te Amster
dam op 18 November 1936 aanhangig gemaakt geschil contra
de heeren J. A. M. Bakker en J. F. Schoon, exploiteerende
het Trianon Theater te 's-Gravenhage, dat de vor
dering van eischeres (Habé) moet worden toegewezen
en gedaagden (Bakker en Schoon) mitsdien moeten
worden veroordeeld om het gevorderd bedrag a als
mede de geschilkosten, bedragende 20.dus in totaal
aan eischeres te betalen, met dien verstande, dat de
betaling van dit bedrag zal geschieden in 5 termijnen van
en één termijn van vervallende resp. op 28
December 1936, 4, 11, 18 en 25 Januari en 1 Februari 1937,
met de bepaling, dat, indien gedaagden met de betaling van
één dezer termijnen in gebreke mochten blijven, zonder nadere
sommatie den boycot te hunnen opzichte zal worden uitge
vaardigd.
Deze uitspraak is gegrond op de overweging, dat gedaag
den erkend hebben het gevorderd bedrag verschuldigd te zijn
en eischeres accoord is gegaan met de in de uitspraak om
schreven betalingsregeling.
Inzake het door de N.V. Metro-Goldwyn-Mayer-Film
Maatschappij, gevestigd te Amsterdam Op 23 November 1936
aanhangig gemaakt geschil contra de heeren J. A. M. Bakker
en J. F. Schoon, exploiteerende het Trianon Theater te
's-Gravenhage, dat de vordering van eischeres (Metro) moet
worden toegewezen gedaagden moeten worden veroordeeld
om het gevorderd bedrag a alsmede de geschilkosten,
bedragende 20.aan eischeres te betalen, met dien ver
stande, dat de betaling van dit bedrag zal geschieden in vijf
termijnen van fen één termijn van fresp. ver
vallende op 4, 11, 18 en 25 Januari en 1 en 8 Februari 1937,
met de bepaling, dat, indien gedaagden met de betaling van
één dezer termijnen in gebreke mochten blijven, zonder nadere
sommatie den boycot te hunnen opzichte zal worden uit
gevaardigd.
Deze uitspraak is gegrond op de overweging, dat gedaag
den erkend hebben het gevorderd bedrag verschuldigd te zijn
en dat eischeres, die ter zitting van de Commissie van Ge
schillen haar vordering, die aanvankelijk bepaald "was op
tot heeft teruggebracht, met de in de uit
spraak omschreven betalingsregeling is accoord gegaan.
Ingevolge art. 4 van het Reglement op het Naamregister,
zijn de navolgende verzoeken tot inschrijving van titels in het
Naamregister gedaan. Voor het indienen van bezwaren tegen
de verlangde inschrijving, welke vóór 25 December e.k. schrif
telijk bij het Hoofdbestuur moeten worden ingediend, raad
plege men art. 6 van het Reglement op het Naamregister.
Datum
Titels waaronder de films
Naam van den
waarop
ïn-
in Nederland worden uit
houder der ex
schrijving
zocht
ver-
is
gebracht
ploitatie-rechten
20 Nov.
1936
Het lied van den leeuwe
rik
La Bohème
Tobis.
30
30
Haar groote zonde 2)
2 Dec.
Het gevecht op den rots
wand
Meteor.
3
De waterchinees
5
Roovers van het wilde
Westen
11
Bannah als detective
Oostra.
11
Heerscher der woestijn
11
Het witte goud
12
Tom Sawyer
Paramount.
12
Jungle Prinses
15
De man, die terugkwam
16
Avonturiers der lucht
Oostra.
1) Ter vervanging van den titel „Waar de leeuwerik zingt".
2) Ter vervanging van den titel „Een vrouw van geen
beteekenis".