als teekenfilms aan het programma toe te voegen.
Vandaar dat de speeltijd van 50 op 70 minuten
is gebracht. De Afdeelingsraad staat echter op
het standpunt, dat de journaaltheaters hun oor-
spronkelijken opzet niet voorbij mogen streven.
Vandaar dat de Afdeelingsraad door dit amen
dement wil beletten, dat de journaaltheaters kran
ten-, gevel- en andere reclame maken voor het
bijwerjk.
De heer Van Biene (Amsterdam) uit zijn ver
wondering over het feit, dat geen der bestuurders
van de Bedrij f saf deeling filmverhuurders de motie
dezer afdeeling heeft toegelicht. Vandaar dat de
motie kort en krachtig door de vergadering om
zeep is gebracht. Spr. bepleit vervolgens de wen-
schelijkheid van algemeene beschouwingen over
het thans aan de orde zijnde reglement. Dit regle
ment lijkt immers op het eerste gezicht onschuldig,
doch in zijn formuleering acht hij het nogal ge
vaarlijk, omdat het zich niet alleen bezig houdt met
minimum-entreeprijzen, maar ook met de zaken
zelf en wel zoo, dat zulks in strijd geacht moet
worden met de statuten van den Bond.
Spreker ziet geen onderscheid in de verschillen
de bioscoopexploitaties en ook in de statuten
staat niet omschreven, dat een journaaltheater an
dere plichten of rechten heeft dan een ander thea
ter. De rechtsgrond van dit reglement is voor
spreker twijfelachtig. Op deze wijze grijpt men
in in de rechten van de leden individueel. De
rechten der leden kunnen pas gewijzigd worden,
wanneer men de statuten heeft gewijzigd. Spreker
waarschuwt de vergadering voor een dergelijken
gang van zaken, waarin immers het gevaar ligt
opgesloten van een meerderheidsdictatuur.
De Bedrijfsafdeeling wilde daarom een eenvou
diger regeling met de mogelijkheid van beroep
bij het Hoofdbestuur.
Thans drijft men naar sprekers meening alles in
een dwingende, ordenende en reglementeerende
richting, zoodat men zich op een gegeven moment
niet meer vrij voelt en zelfs niet meer weet waar
men aan toe is. De leden worden volgens spreker
overstelpt met verordeningen. Hij waarschuwt de
vergadering daarom zich wel eerst te bezinnen,
alvorens zij haar stem geeft aan deze bepaling.
De Voorzitter zegt, dat de noodzakelijkheid
van het houden van algemeene beschouwingen
vervallen is, omdat alles reeds uitvoerig met de
afdeelingen is besproken. Mocht men niettemin
algemeene beschouwingen op prijs stellen, dan zal
spreker zich daartegen niet verzetten. Zich tot
artikel 1 C van het reglement bepalend wijst spre
ker er op, dat het journaaltheater een bijzonder
verschijnsel is geworden in ons bedrijf. Volgens
het Hoofdbestuur heeft dit theater een zeker recht
gekregen. Het prijzenreglement is in het Hoofd
bestuur eerst aan de orde gekomen als gevolg
van den wensch, uit de afdeelingen naar voren
gekomen, om regelend op te treden tegen afbraak-
prijzen. Na tal van vergaderingen is men tot de
conclusie gekomen, dat het journaaltheater, wat
zijn prijzen betreft, niet gerangschikt kan worden
onder de gewone theaters, wijl dan zijn bestaan
onmogelijk zou worden gemaakt. Vandaar dat de
journaaltheaters, die krachtens hun standing zeer
zeker voor een hoogeren minimumentreeprijs zou
den moeten worden aangeslagen, gerangschikt zijn
onder een aparte rubriek. Daarom meent spreker
met recht te kunnen zeggen, dat in de betreffende
bepaling een privilege ligt opgesloten ten opzichte
van de journaaltheaters. Het journaaltheater kan
in beginsel dan ook niet ontevreden zijn over de
regeling, die thans getroffen is.Tn dit raam moet
ook de kwestie van den vertooningsduur worden
bezien. De vastgestelde speeltijd van 23 minuten
maximaal voor shorts en teekenfilms, dient om te
voorkomen, dat de journaaltheaters met hun be
langrijk lageren minimum entreeprijs voorrechten
zouden hebben boven andere theaters.
De practijk is steeds zoo geweest, dat de jour
naaltheaters voorstellingen gaven, welke hoogstens
60 minuten duurden. Met de vaststelling van
den vertooningsduur op 70 minuten is aan de
journaaltheaters daarom zeer zeker geen onrecht
aangedaan. Overigens is de zaak eenvoudig. Stelt
het journaaltheater geen prijs op het in de betref
fende bepaling van het reglement vervatte privi
lege, dan kan het immers als gewone bioscoop
doen en laten wat het wil. Spreker meent voorts,
dat het Hoofdbestuur ten aanzien van de reclame
voor het bijwerk den juisten middenweg heeft ge
kozen tusschen de verschillende opvattingen, die
eenerzijds een verbod en anderzijds volkomen
vrijheid van reclame willen. Op de wijze als door
het Hoofdbestuur voorgesteld blijft de reclame
voor het bijwerk ondergeschikt aan die voor het
hoofdprogram, het journaal.
Het amendement van de afdeeling Amsterdam
is voor het Hoofdbestuur geen aanleiding op zijn
voorstel terug te komen.
Ook tegenover het amendement van den Afdee
lingsraad moet het Hoofdbestuur afwijzend staan.
Spreker geeft de vergadering de verzekering
dat zij rustig op het kompas van het Hoofdbe
stuur verder kan gaan. Het Hoofdbestuur heeft
geenszins de pretentie, dat zijn maatregelen vol
maakt zijn, doch, wanneer mocht blijken dat deze
bepaling in de practijk niet tot haar recht komt,
heeft het alle gelegenheid en ruimte om in te
grijpen.
De heer Paerl (Amsterdam) ziet wel redenen
voor algemeene beschouwingen omdat het regle
ment weliswaar in den boezem van de verschillen
de afdeelingen is behandeld doch niet door de
afdeelingen gezamenlijk, waartoe immers eerst in
de ledenvergadering de gelegenheid is.
De motie van de Bedrijfsafdeeling beoogde een
belangrijke vereenvoudiging van het reglement.
Een andere houding van de vergadering jegens