deze motie zou billijker zijn geweest, aangezien er
zeer veel op percentage wordt vertoond. Zoolang
beide groepen in de organisatie niet gelijke rechten
hebben en het getal nog overheerscht, heeft het
volgens spreker geen zin, dat de verhuurders ter
vergadering komen.
De heer Roem (Den Haag) wijst er op, dat
de heer Paerl zijn persoonlijke meening naar voren
heeft gebracht. De leden van de Bedrijfsafdeeling
denken er anders over. In deze afdeeling is het
reglement meermalen behandeld. Dat het Bestuur
gemeend heeft over de motie te moeten zwijgen
is een interne aangelegenheid, welke in de ver
gadering van de Afdeeling thuis hoort.
De heer Peereboom (Amsterdam) sluit zich aan
bij de woorden van den heer Roem. Het amende
ment van den Afdeelingsraad zet volgens spreker
de klok 25 jaar terug. Wanneer men bezwaren
heeft tegen de journaaltheaters, dan had men, al
vorens men de onderneming in kwestie tot het lid
maatschap toeliet, een onderzoek in het buiten
land moeten instellen naar de wijze van exploi
tatie. Spreker betoogt, dat het amendement van
den Afdeelingsraad afbreuk doet aan de belangen
der filmverhuurders en ingrijpt zoowel in de inter
ne aangelegenheden van deze bedrijfsgroep als in
die van de journaaltheaters. Ook voor 't kleinwerk
moet behoorlijke reclame kunnen worden gemaakt.
Aan de journaaltheaters komt de eer toe, dat zij
het kleinwerk populair hebben gemaakt. Zij mo
gen in geen geval in hun exploitatie worden be
knot. Spreker dringt er op aan artikel C. 1 te
wijzigen als door de Afdeeling Amsterdam en de
Bedrijfsafdeeling is voorgesteld.
De heeren Van Biene en Gelder repliceeren.
De heer De Jong (Rotterdam) is het voor een
groot deel eens met de opvatting van den heer
Van Biene, dat men niet alles in reglementen moet
willen vastleggen. Ten aanzien van de journaal
theaters betoogt spreker, dat deze langzamerhand
ook materiaal van de permanente bioscopen tot
zich hebben getrokken. Zelfs hebben zij dit ma
teriaal trachten te monopoliseeren. Wanneer de
monopoliebepalingen worden opgeruimd wil spre
ker gaarne over eenige bezwaren heenstappen.
De heer Miedema repliceert.
De heer Lievenboom (Enschede) vraagt waar
om de Tobis zoovele amendementen heeft inge
diend, indien het reglement volgens haar geen
rechtsgeldigheid bezit?
De Voorzitter betreurt het, dat de Afdeelings
raad niet heeft ingezien, dat, indien zijn amende
ment wordt aangenomen, de exploitatie voor de
journaaltheaters onmogelijk wordt gemaakt. Laat
men ook ten aanzien van deze aangelegenheid nu
eens op het compas van het Hoofdbestuur willen
zeilen. De betreffende bepaling is juist zoo elastisch
mogelijk gehouden.
De practijk zal uitwijzen of de bepaling juist is,
mocht zulks niet het geval zijn, dan zal het Hoofd
bestuur niet aarzelen met nieuwe voorstellen te ko
men. De kwestie van het al of niet rechtsgeldig
zijn der bepaling is thans niet aan de orde. Mocht
later blijken, dat een en ander in strijd is met de
statuten, dan kan zulks onder de oogen worden
gezien.
Het amendement van de Tobis om artikel 1 C
te laten vervallen wordt hierop bij zitten en op
staan verworpen. Eveneens worden verworpen de
amendementen van den Afdeelingsraad en van de
Afdeeling Amsterdam.
Het amendement van de N.V. Cineac wordt in
getrokken.
Artikel 1 C wordt vervolgens aangenomen.
Alsdan komt in behandeling artikel 2 van het
reglement.
Hierop zijn amendementen binnengekomen van
de Afdeeling Het Zuiden, beoogend het zitting
nemen van leden-filmverhuurders te voorkomen,
alsmede de volgende amendementen van de Tobis
Filmdistributie Amsterdam:
A. Achter „Plaatselijke Afdeeling" in plaats van
„en vier vertegenwoordigers":
„en evenzooveel vertegenwoordigers van de
Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders als er ex
ploitanten in de commissie zitting hebben".
B. Inplaats van „De Voorzitter en Plaatsvervan
gend Voorzitter van den Afdeelingsraad":
„De Voorzitters van den Afdeelingsraad en de
Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders".
De Bondsdirecteur wijst er op, dat de amende
menten van de Afdeeling „Het Zuiden" eerst
heden zijn binnengekomen. Deze zijn van zoodanig
principieel karakter, dat het Hoofdbestuur het on
doenlijk acht ze in de vergadering te behandelen.
Het Hoofdbestuur acht deze amendementen bo
vendien niet juist en moet aanneming daarvan
ontraden.
Ten aanzien van het amendement van de Tobis
merkt spreker op, dat de samenstelling der com
missies niet van principieelen aard is. Om prac-
tische redenen is het amendement van de Tobis
minder juist.
De heer Van Biene zegt de verdediging van de
amendementen der Tobis over te laten aan het
Bestuur der Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders,
hetwelk deze amendementen heeft overgenomen.
De heer Peters (Venlo) verdedigt het amende
ment van de Afdeeling „Het Zuiden". Evenmin
als een exploitant invloed uitoefent op den prijs,
dien een filmverhuurder-filmimporteur voor zijn
film betaalt, moet volgens spreker de filmverhuur
der niet mede beslissen in het bepalen der mini-
mum-entreeprijzen.
Onjuister is het nog in de Prijzen-Commissie te
streven naar een gelijke vertegenwoordiging tus-
schen filmverhuurders en exploitanten, omdat de
Prijzen-Commissie niet is een bondscommissie,
regelend algemeene bondsbelangen, doch een zui
ver interne exploitatie-aangelegenheid.