INSCHRIJVING IN HET NAAMREGISTER
f,
M
M
(J
-
12
ting hebben onderworpen aan het oordeel van den heer A. de
Hoop, directeur van het Bureau van den Nederlandschen Bio-
scoop-Bond; dat als uitvloeisel daarvan tusschen partijen een
schikkingsovereenkomst is tot stand gekomen, waarbij nader
werd vastgesteld, welke films vóór den expiratiedatum van
het contract, zijnde 31 December 1936, door partij-Tobis ge
leverd en door partij-Frans Hals zouden worden afgenomen;
dat op 31 December 1936 door partij-Frans Hals nog moesten
worden afgenomen de films „Victoria", „Heerscher", als
mede 5 door partij-Frans Hals uit de productie te kiezen films,
deze laatsten voor den totaalprijs van dat partij-Tobis
echter niet in staat was vóór den expiratiedatum van het con
tract aan partij-Frans Hals te leveren de film „Heerscher",
alsmede de films „Veronica" en „Postillon de Longjumeau",
welke beide laatste films behoorden tot de serie films, waaruit
partij-Frans Hals er zes had te kiezen; dat partij-Frans Hals
in plaats van de film „Heerscher", welke zij als een van de
belangrijkste films der Tobis-productie beschouwt, een andere
film heeft moeten huren, waarvan de opbrengst echter ver
beneden de verwachtingen is gebleven; dat partij-Frans Hals
derhalve van partij-Tobis betaling vordert van wegens
schadevergoeding voor niet-geleverde films, verminderd met
hetgeen zij aan partij-Tobis op grond van voormeld contract
nog verschuldigd is;
dat partij-Tobis in hoofdzaak stelt, dat op 18 Augustus
1936 in tegenwoordigheid van den heer A. de Hoop voor
noemd op het Bureau van den Nederlandschen Bioscoop-
Bond een overeenkomst is tot stand gekomen ter nadere rege
ling van de uitvoering van het tusschen partijen gesloten
contract dd. 28 Juni 1935; dat partij-Tobis deze nadere over
eenkomst per brief d.d. 19 Augustus 1936 heeft bevestigd,
zoowel aan partij-Frans Hals als aan den heer De Hoop; dat
op grond van deze nadere overeenkomst partij-Frans Hals
de in de schriftelijke bevestiging met name genoemde films
vóór 31 December 1936 moest afnemen, althans den auteurs-
prijs er van betalen; dat echter daarbij een uitzondering is
gemaakt ten aanzien van een Emil Jannings-film („De Heer
scher"), die, ingeval zij door partij-Tobis na gemelden datum
zou worden uitgebracht, door partij-Frans Hals zou moeten
worden afgenomen of betaald, zoodra zij door partij-Tobis
aan de tegenpartij ter beschikking zou worden gesteld; dat
partij-Frans Hals in gebreke is gebleven de tot deze over
eenkomst behoorende films „Victoria", „Luxe-vrouwtjes"
en „Het Lied van den Donau" vóór 31 December 1936 af
te nemen, althans den auteursprijs ervan, in totaal bedragen
de te voldoen; dat partij-Tobis op deze gronden van
partij-Frans Hals betaling vordert van
dat het voornaamste geschilpunt tusschen partijen bepaald
wordt door de vraag, wat precies op 18 Augustus tusschen
partijen na bemiddeling door den heer De Hoop voornoemd is
overeengekomen;
dat de Commissie daarom als getuige gehoord heeft den
heer De Hoop voornoemd, die verklaard heeft, dat in de
schriftelijke bevestiging van partij-Tobis d.d. 19 Augstus 1936
juist is weergegeven, wat op 18 Augustus tusschen partijen is
overeengekomen;
dat partij-Frans Hals naar aanleiding van deze getuige-
verklaring heeft toegegeven, dat die bevestiging van partij-
Tobis juist is, behoudens voor wat betreft de onder den
brief van partij-Tobis voorkomende noot, volgens welke de
Emil Jannings-film ook na 31 December 1936 geleverd zou
mogen worden;
dat getuige-De Hoop echter verklaard heeft, dat bij de op
18 Augustus tusschen partijen op het Bondsbureau gevoerde
besprekingen nadrukkelijk gesproken is van de Emil Jan
nings-film en dat hij, indien, hetgeen partij-Tobis voor wat
deze film betreft den volgenden dag schriftelijk heeft beves
tigd, niet juist ware geweest, daartegen onmiddellijk zou zijn
opgekomen; dat hij zich echter geheel met de bevestiging
van partij-Tobis heeft kunnen vereenigen en dan ook aan
neemt, dat ten aanzien van de Emil Jannings-film tusschen
partijen is overeengekomen datgene, wat in de noot van den
brief van partij-Tobis dd. 19 Augustus 1936 is omschreven;
dat de Commissie op grond van deze verklaringen van
getuige-De Hoop en mede, omdat partij-Frans Hals niet on
middellijk na ontvangst van den brief van partij-Tobis d.d.
19 Augustus 1936 tegen den inhoud daarvan bezwaar heeft
gemaakt, althans niet schriftelijk, van oordeel is. dat de
brief d.d. 19 Augustus 1936 van partij-Tobis aan partij-Frans
Hals (waarvan een afschrift werd gezonden aan getuige-De
Hoop) geacht moet worden te bevatten alle voorwaarden
van de nadere overeenkomst, welke partijen ter uitvoering
van het contract d.d. 28 Juni 1935 met elkaar besproken had
den;
dat deze nadere overeenkomst, waaromtrent tusschen par
tijen op 18 Augustus 1936 wilsovereenstemming werd bereikt
en waaraan trouwens door beide partijen uitvoering is gege
ven (het feit, dat omtrent de berekening van den auteurs-
prijs van eenige films, maar niet over het totaalbedrag dezer
films tusschen partijen verschil van opvatting heerscht, kan
daaraan niets veranderen) dan ook overeenkomstig de om
schrijving daarvan in het bevestiainqsschrijven van partij-
Tobis dd. 19 Augustus 1936 tusschen partijen geacht moet
worden te zijn tot stand gekomen;
dat op grond van deze nadere overeenkomst de door
partij-Frans Hals contra partij-Tobis ingestelde vordering,
(waarvan blijkens voorgaande overwegingen alleen het ge
deelte betrekking hebbende op de Emil Jannings-film „De
Heerscher" door partij-Frans Hals is gehandhaafd, maar
welke vordering geen steun kan vinden in die nadere over
eenkomst) ongegrond moet worden geacht en haar deze
vordering derhalve moet worden ontzegd:
dat de vordering, welke partij-Tobis contra partij-Frans
Hals heeft ingesteld, en welke overigens door partij-Frans
Hals niet is bestreden, volkomen gebaseerd is op de nadere
overeenkomst van 18 Augustus 1936 en derhalve gegrond
moet worden geacht;
dat derhalve de vordering van partij-Tobis behoort te wor
den toegewezen en partij-Frans Hals mitsdien moet worden
veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
partij-Tobis te betalen het gevorderd bedrag a
dat partij-Frans Hals moet worden veroordeeld in de ge-
schilkosten, welke de Commissie met het oog op den omvang
van deze zaak, de vele stukken, welke vermenigvuldigd moes
ten worden en de uitvoerige behandeling, welke aan de zaak
is gewijd, heeft bepaald op in totaal 100.
Ingevolge art. 4 van het Reglement op het Naamregister,
zijn de navolgende verzoeken tot inschrijving van titels in
het Naamregister gedaan. Voor het indienen van bezwaren
tegen de verlangde inschrijving, welke vóór 12 Mei e.k.
schriftelijk bij het Hoofdbestuur moeten worden ingediend,
raadplege men art. 6 van het Reglement op het Naamregister.
Datum
Titels waaronder de films
Naam van den
waarop
schrijving
zocht
m-
in Nederland worden uit
houder der ex
ver-
is
gebracht
ploitatie-rechten
17 April
1937
Het meisje van de Foilies
Bergère
Warner
19
Giovanni, de veroveraar1)
Tobis
20
De gevaarlijke leugen2)
20
Onder vreemde vlag 3)
Nederland
20
Het witte gevaar
Centrafilm
20
Gekruiste paden
20
Jockey bloed
26
Een huwelijk onder het
L.C.B. Film
schrikbewind
distributie
26
Op een nacht, in Parijs
30
Rijk en geen geld (naar den
roman van Philips Op-
penheim)
Nova Film
1) Hiervoor vervalt de titel „Condottieri".
2) Hiervoor vervalt de titel ,,De leugen".
3) Hiervoor vervalt de titel „In dienst van Zijne Majesteit"