aangezien de Sacem als zedelijk lichaam in België
niet bestaat, kan zij niet zijn de lijdende partij en.
bedoelde klacht door middel van artikel 26 niet
formuleeren."
Het zal den lezers duidelijk zijn, dat hier slechts
in het geding is een kwestie van ontvankelijkheid
en proces-orde.
De Sacem zou waarschijnlijk aan de moeilijk
heden, waarvoor zij zich thans gesteld ziet, kun
nen ontkomen door een Belgische maatschappij op
te richten.
Niettemin is het te verwachten, dat de betref
fende uitspraak tot gevolg heeft, dat de exploitan
ten van de Belgische bioscopen, die zich tot nog
toe contractueel gebonden achtten, zich op het
standpunt zullen stellen, dat deze contracten on
geldig zijn en derhalve massaal zullen eischen,
dat ze ontbonden worden.
Het Luiksche vonnis heeft de Sacem den grond
onder de voeten weggenomen en den exploitanten
de kans gegeven hun actie met succes te voeren.
Een contract veronderstelt immers twee partijen
en nu noch de gemachtigde van de Sacem, noch
de Sacem zelve in het onderhavig geval partij
blijken te zijn, zullen ook de betreffende contracten
als niet-bestaand kunnen worden beschouwd.
Raakt de zoo juist vermelde uitspraak niet zoo
zeer de kern van het vraagstuk inzake betaling
van muziekauteursrechten voor geluidsfilms, wèl,
is dit het geval1 met een uitspraak van het Hof van
Alexandrië, welke een bevestiging inhoudt van een
uitspraak van het Gemengd Gerechtshof te Caïro
van 5 Mei 1934, waarbij aan de Sacem haar eisch
tot betaling van muziekauteursrechten werd ont
zegd.
Aan de uitspraak van het Hof van Alexandrië
liggen o.a. de volgende overwegingen ten grond
slag: de rol van den filmproducent, die een film
schept en verwerkelijkt door mede gebruik te ma
ken van of in de film op te nemen een muziek
werk, dat hij gemachtigd is te reproduceeren
onder bepaalde voorwaarden, beantwoordt in gee-
nen deele aan de kenmerkende eigenschappen van
een uitgever, gelijk deze erkend wordt door de
wet en de rechtspraak en wiens rol zich bepaalt
tot het publiceeren en de commercieele exploitatie
van het werk in verband met zijn verspreiding.
Aan den anderen kant is het met het oog op
de tegenwoordige eischen eener filmproductie on
mogelijk, de ontelbare litteraire, artistieke, drama
tische, muzikale en andere elementen, welke bijdra
gen tot het vormen van een schepping van de
onderhavige soort, voorbij te zien. Evenzeer als
het onmogelijk is te negeeren de talrijke weten
schappelijke en andere werkwijzen en samenstel
lingen, welke noodig zijn om deze verschillende
elementen tot een harmonisch geheel te vereenigen,
tot de schepping van een nieuw werk, zich geheel
en al onderscheidend van de elementen, waaruit
het is opgebouwd.
Op al deze gronden kan volgens het Hof van
Alexandrië de openbare vertooning van de geluids
film niet worden beschouwd als de openbare uit
voering van een muziekwerk.
Het Hof heeft de bioscoop-exploitanten in
Egypte ontheven van de belasting, welke de Sacem
hun meende te moeten opleggen en ontzegde de
Sacem haar eisch.
Laat ons hopen, dat van Helsinki, waar onlangs,
gelijk te dezer plaatse vermeld, eveneens een zeer
belangrijk vonnis is gewezen, alsmede van Alexan
drië de victorie begint.
Wij mogen aan het vorenstaande wellicht de
bemerking toevoegen, dat volgens vakkringen de
jurisprudentie van het Hof van Alexandrië, gezien
zijn internationale samenstelling, groote autoriteit
geniet.
Ons is het in ieder geval een voldoening, dat
thans door een höoger rechtscollege opnieuw de
zelfde opvatting wordt gehuldigd ten aanzien van
het muziekauteursrecht op geluidsfilms, welke de
zerzijds sinds jaar en dag met kracht wordt ver
dedigd.
GEEN VERTOONING IN BESLOTEN
KRING VAN NIET GEKEURDE FILMS
De circulaire van het Hoofdbestuur inzake ver
tooningen in besloten kring van niet-gekeurde of
niet-toegelaten films door de leden van den Bond,
doet de heer D. C. v. d. Poel in de „Groene Am
sterdammer" het volgende opmerken:
,,De wet nu, vereischt nadrukkelijk een toelaat-
baarheidsverklaring van de Centrale Filmkeuring
voor openbare vertooning. Vertooning in besloten
kring van films, welke niet zijn gekeurd of welke
niet voor openbare vertooning zijn toegelaten, is
volgens de wet volkomen vrij. Niet volgens een
handige interpretatie, een door de mazen van de
wet heenglippen, maar ook door den voorzitter
van de Centrale Filmkeuring herhaaldelijk met
zoovele woorden vastgesteld, o.a. nog in het in
terview met de „Nieuwe Rotterdamsene Courant"
(6-5-'37) naar aanleiding van het tienjarig bestaan
van de Centrale Keuring:
„Daarom is het zoo goed, dat filmcensuur, in
den eigenlijken zin des woords, hier te lande niet
bestaat. In besloten kring mag iedere film, zonder
gekeurd te zijn en vrijwel zonder eenige beper
king, vertoond worden".
De waarschuwing van den Nederlandschen Bio
scoop-Bond aan zijn leden beteekent dus precies