Van onzen kant kan de oprichting slechts wor
den toegejuicht, vooral omdat daardoor het con
tact tusschen het film- en bioscoopbedrijf in het
Moederland en dat in de Koloniën gunstig zal
worden beïnvloed en we in den Indischen Bond
een betrouwbaar oriënteeringsorgaan bezitten, het
welk wij tot dan toe noode misten.
DE TWEEDE CINEONE-DEBACLE
Dezer dagen heeft de Haarlemsche Rechtbank
failliet verklaard de N.V. Bouw- en Exploitatie
Mij. Hofgeest, waarvan het hoofdkantoor thans te
Haarlem is gevestigd.
Het is een trieste geschiedenis met deze naam-
looze vennootschap. Zooals bekend exploiteerde
zij een aantal z.g. smalfilm-bioscopen te Haarlem,
Hilversum en Rotterdam, terwijl de exploitatie
van een aantal van dergelijke zaken in andere
gemeenten, o.m. in Amsterdam en Utrecht, in
voorbereiding was.
De N.V. Hofgeest van opvolgster van de Mij.
tot Exploitatie van Smalfilmtheaters „Cineone"
i.o., tegen welker plannen en practijken wij inder
tijd ernstig hebben gewaarschuwd.
Hoewel de Cineone-leiding destijds in een mi
nimum van tijd kans zag een kleine honderddui
zend gulden te verbruiken, was niettemin de
debacle een feit nog voor er een z.g. smalfilm
theater geopend was.
Geruimen tijd daarna heeft een aantal z.g. smal
filmtheaters kant en klaar op opening staan wach
ten. De N.V. Hofgeest heeft zich vervolgens over
de zaak ontfermd en ondanks vele waarschuwin
gen getracht de voorgenomen exploitatie door te
zetten.
Nauwelijks zijn eenige maanden verstreken of
ook de N.V. Hofgeest heeft den geest gegeven.
Met het gevolg, dat de betreffende theaters waar
schijnlijk binnen den kortst mogelijken tijd geslo
ten worden of wellicht reeds gesloten zijn. Welk
een kapitaal, welk een energie, welk een brood
winningen met de hier gesignaleerde financieele
bokkesprongen zijn verspild, laat zich nauwelijks
bevroeden.
Voor wat deze jongste debacle betreft kan nog
worden opgemerkt, dat het publiek van de films,
welke werden geboden, niet gediend bleek te zijn.
Voor de meeste theaters bestond immers na ver
loop van een paar weken in het geheel geen be
langstelling meer. Hierdoor wordt voor de zoo-
veelste maal bewezen, dat het publiek niet mag
worden onderschat. Het eischt wel degelijk het
allerbeste, wat op het gebied van film kan wor
den gebracht. Dit pleit voor het publiek, maar het
zegt ook, hoezeer zich het bonafide film- en bio
scoopbedrijf, dank zij zijn allesomvattende organi
satie, in den loop der jaren een verdienste heeft
verworven en hoe de maatschappelijke rol, welke
het heeft gespeeld, van niet te onderschatten be-
teekenis is.
Wil dit in de toekomst zoo kunnen blijven, dan
zullen de voorwaarden moeten blijven, waarop dit
alles mogelijk was. Het kan derhalve niet anders
dan een publiek belang zijn, dat ook allen, die
buiten het bedrijf staan, zijn organisatie van harte
erkennen, ondersteunen en bevorderen.
UITSPRAKEN COMMISSIE VAN GESCHILLEN
De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) heeft in
haar zitting van Donderdag, 18 November 1937 de navolgende
uitspraken gedaan:
Inzake het door de N.V. Filmverhuurkantoor „Nederland",
gevestigd te Amsterdam, op 24 September 1937 aanhangig
gemaakt geschil contra den heer P. H. Bakker, exploitant
van eenige bioscooptheaters te Hilversum,
dat aan eischeres (Nederland) haar vordering moet wor
den ontzegd met hare veroordeeling in de kesten van het
geschil, zijnde ƒ20.zulks op grond van de overweging:
dat eischeres in hoofdzaak stelt, dat zij bij contract dd.
4 Mei 1935 aan gedaagde o.m. ter vertooning te Hilversum
verhuurd heeft de film „Transatlantic"; dat gedaagde in ge
breke is gebleven de film af te nemen, althans de filmhuur
ervan te betalen; dat gedaagde als motief hiervoor aanvoert,
dat gemelde film niet in het Alhambra Theater te Amsterdam
is vertoond, maar dat eischeres van meening is, dat dit mo
tief niet steekhoudend kan worden geacht; dat eischeres der
halve van gedaagde vordert betaling van het overeengekomen
bedrag der filmhuur, zijnde
dat gedaagde hiertegen aanvoert, dat hem bij het aangaan
der overeenkomst door eischeres is toegezegd, dat genoemde
film in een met name genoemd première-theater te Amsterdam
zou worden vertoond, hetgeen voer hem zeer belangrijk is,
daar hij in zijn Casino en Centraal Theater te Hilversum in
den regel slechts die films kan vertoonen, die reeds in Am
sterdam in première zijn uitgekomen; dat gedaagde de film
„Transatlantic", nu deze niet in een première-theater ie Am
sterdam is vertoond, moet inzetten in zijn Flora Theater,
tezamen met een tweede hoofdfilm, zoodat de eerstgenoemde
film aanmerkelijk in waarde is gedaald; dat hij op deze
gronden zich niet verplicht acht het volle bedrag der over
eengekomen filmhuur aan eischeres te betalen;
dat eischeres erkend heeft, dat zij destijds aan gedaagde
heeft medegedeeld, dat de film „Transatlantic" in het Alham
bra Theater te Amsterdam zou worden vertoond, welke mede-
deeling zij heeft gedaan op grond van een tusschen haar en
de directie van genoemd theater bestaande overeenkomst,
waarbij de film op percentagebasis met garantie was ver
huurd;
dat de Commissie aanneemt, dat de overeenkomst tusschen
partijen terzake van de film „Transatlantic" is aangegaan
onder het stilzwijgend beding, dat de film in een première
theater te Amsterdam zou worden vertoond, en dat daarop
gegrond was de mededeeling van eischeres aan gedaagde,
dat de film zou worden vertoond in het Alhambra Theater
te Amsterdam;
dat de Commissie van oordeel is, dat de vertoonings-
waarde van de film „Transatlantic" voor gedaagde lager is
dan zij op grond van de desbetreffende mededeelingen van
eischeres bij het aangaan der overeenkomst heeft aangeno
men, wijl gebleken is, dat de stilzwijgende voorwaarde, waar
onder de overeenkomst werd aangegaan, n.1. dat de film in
een première-theater te Amsterdam zou worden vertoond. ni;t
is vervuld;