ARBITRALE UITSPRAAK INZAKE PR0FILTI-AN1F
DE PROCEDURE GEMA BLOM INZAKE DE
VERSCHULDIGDHEID VAN MUZIEK-
AUTEURSRECHTEN OP GELUIDSFILMS
Thans is door den Procureur-Generaal bij den
Hoogen Raad schriftelijk geconcludeerd in de pro
cedure Gema/Blom, in welke procedure op 25
Maart de pleidooien hebben plaats gehad.
Gelijk bekend, betreft deze procedure ook de
verschuldigdheid van muziekauteursrecht op ge
luidsfilms.
De Procureur-Generaal heeft geconcludeerd tot
.ei werping van het namens den heer Blom inge
steld cassatie-beroep.
Naar de meening van den Procureur-generaal
is het eerste middel betreffende de vraag, of een
geluidsfilm als zoodanig een kunstwerk is uit één
stuk, dan wel, zooals de Rechtbank had aangeno
men, de muziek en het beeld in een geluidsfilm als
twee afzonderlijke kunstwerken moeten worden
beschouwd, een nieuw feitelijk verweer, dat in den
eersten aanleg niet is aangevoerd, en mitsdien in
cassatie ontoelaatbaar is, omdat voor de beoordee
ling daarvan een nieuw onderzoek van feitelijken
aard vereischt zou zijn naar de vraag, of de film
in haar geheel naar het ontwerp van den producent
tot stand is gebracht.
Met betrekking tot de vraag, of, wanneer een
geluidsfilm een verzamelwerk is van twee afzon
derlijke kunstwerken, het beeld en de muziek, de
producent niet toch het recht heeft verzamelwerk,
dus de geluidsfilm, op te voeren, zonder dat daar
door auteursrecht aan de auteurs van de muziek
verschuldigd wordt, wanneer zooals in de pro
cedure vaststond de muziek in opdracht van
den producent door den auteur is vervaardigd met
de bij beiden vooropgezette bedoeling, dat die mu
ziek bestemd is voor opname in een geluidsfilm,
was de Procureur-Generaal van oordeel, dat de
woorden .onverminderd het auteursrecht op ieder
werk afzonderlijk" in art. 5 der Auteurswet in dien
zin moeten worden verstaan, dat de omvang van
het auteursrecht van den maker van een verzamel
werk afhangt van hetgeen tusschen den maker van
het verzamelwerk en den maker van het afzon
derlijke werk daaromtrent is overeengekomen.
Nu de Rechtbank feitelijk heeft beslist, dat de
ten deze gesloten overeenkomst medebrengt, dat
aan den producent van de film opvoeringsrecht niet
toekomt, kan niet worden volgehouden, dat dat
opvoeringsrecht hem niettemin zou toekomen op
grond van bedoelde wetsbepaling.
Ook het derde middel werd door den Procureur-
Generaal ongegrond geoordeeld op grond van ar
gumenten, die in hoofdzaak aan Professor Kosters
werden ontleend; de dezerzijds getrokken conse
quentie uit een vorig arrest van den Hoogen Raad,
dat de Nederlandsche wet zou bepalen, of en in
welken omvang getuigenbewijs betreffende het
auteursrecht is toegelaten, werd door den Procu
reur Generaal niet aanvaard.
Volgens den Procureur Generaal zou dus inder
daad volgens de Nederlandsche wet door getuigen
kunnen worden bewezen, dat een onderhandsch
contract op een anderen datum is tot stand ge
bracht, dan waarop het geregistreerd is.
De uitspraak van het arrest van den Hoogen
Raad is bepaald op 27 Mei a.s.
LID TELEVISIE-COMMISSIE
Het Hoofdbestuur heeft in de plaats van den
heer B. D. Ochse, die bedankt heeft als lid van
de Televisie-Commissie, tot lid dezer Commissie
benoemd, den heer J. C. Mol, directeur van de
Multifilmfabriek te Haarlem.
Het feit. dat het Anif-journaal niet meer in de
Nederlandsdhe bioscopen wordt vertoond, heeft
nog al de aandacht getrokken en wordt blijkbaar
in vele kringen betreurd. Zelfs ontving het Hoofd
bestuur van het Internationale Comité voor
bioscoopaangelegenheden van den Nationalen
Vrouwenraad het dringend verzoek om pogingen
in het werk te stellen, opdat het Anif-journaal
wederom de Nederlandsche bioscopen zou berei
ken. Gelijkluidende missiven werden door dit Co
mité verzonden aan Z.E. den Minister van Kolo
men, aan Profilti, de stichting I.N.E.F., de Ne
derlandsche Cultuur-Film-Centrale en de Centrale
Filmkeuring.
In dit orgaan publiceerden wij reeds de uitspraak
van de Commissie van Geschillen van den Neder-
landschen Bioscoop-Bond waaruit viel op te ma
ken, om welke redenen vertooning van het Anif-
journaal in de bioscopen in ons land niet langer
mogelijk was.
Inmiddels is er een particuliere arbitrage tot
stand gekomen tusschen Profilti en Anif.
Aangezien de Directeur van den Nederlandschen
Bioscoop-Bond op verzoek van Anif overeenkom
stig een desbetreffende contractsclausule de
scheidslieden in deze arbitrage had benoemd heb
ben deze hem afschrift van een uitspraak doen
toekomen. De Bondsdirecteur acht deze met het
oog op de belangstelling, welke ook in onze krin
gen voor de onderwerpelijke kwestie bestaat van
voldoende belang, om haar evenals de uitspraak
van de Commissie van Geschillen volledig in dit
orgaan te publiceeren.
De tekst van deze arbitrale uitspraak luidt als
volgt: