Een enkele maal komt het voor, dat leden
bioscoopexploitanten het terrein van den film-
import, resp, van den filmverhuur betreden door
in het buitenland van een bepaalde film, waar
voor zij zich geïnteresseerd hebben, de rechten
voor Nederland te koopen en deze vervolgens bij
een filmverhuurkantoor onder te brengen.
Deze handelwijze is om verschillende redenen
onjuist, en bovendien verboden.
Onjuist is zij, omdat, nu het film- en bioscoop
bedrijf, dank zij zijn ontwikkeling, zich langzaam
aan in onderscheidene takken heeft gesplitst,
waarvan de omlijning zich ten naastebij nauw
keurig afteekent, het willekeurig betreden van
andermans terrein tot funeste uitkomsten zou kun
nen leiden.
Een doorsnee-exploitant beschikt nu eenmaal
niet over de relaties en de ervaring van den im
porteur, resp. den verhuurder, zoodat aankoop
van een film in het buitenland door een exploitant,
behoudens het enorme risico, dat hij daarmede
voor zichzelf neemt, de filmprijzen in het buiten
land ongunstig kan beïnvloeden, zulks uiteindelijk
tot schade van de importeurs en verhuurders en
vanzelfsprekend ook van de exploitanten.
Daarbij komt, dat, gelijk allen bekend is, de
import van films reeds uitermate groot is.
Gezien het streven dezen import binnen bepaal
de grenzen te houden, moet het zeer ongewenscht
worden geacht, dat enkelingen buiten het ver
huurbedrijf om zouden trachten een geheel over
bodig contingent aan den reeds grooten stroom
van films toe te voegen.
Door een zoodanigen aankoop wordt dus wel
ernstig in strijd gehandeld met de belangen van
de leden-filmverhuurders, die, vooral in aanmer
king genomen hun houding ten opzichte van evi
dente belangen van de leden-exploitanten, er hun
nerzijds recht op hebben, dat ook met belangen,
welke voor hèn van evidente bèteekenis zijn, reke
ning wordt gehouden.
Behalve onjuist is de door ons geschetste han
delwijze echter ook verboden!
Artikel 1 b. van de Lijst van Geen Bezwaar
bepaalt immers, dat het aan de leden van den
Bond, die één of meer permanente- en/of reizende
bioscopen exploiteeren, verboden is om speelfilms,
die niet onder z.g. cultureele films kunnen worden
gerangschikt, te betrekken van een niet-lid, be
houdens wanneer die exploitant zich verzekerd
heeft van het vertooningsrecht van de betreffende
film voor geheel Nederland, en hij die film uit
sluitend vertoont in de door hem zelf geëxploiteer
de bioscoop (bioscopen), met dien verstande, dat
die film niet aan anderen in Nederland in verhuur
mag worden gegeven.
Aankoop in het buitenland door exploitanten is
derhalve alleen geoorloofd voor vertooning in het
eigen theater (theaters), op voorwaarde, dat men
de rechten voor geheel Nederland heeft gekocht.
Al het overige met betrekking tot den aankoop
van films in het buitenland, waarbij ook te denken
is aan het distribueeren en het doen verhuren in
Nederland, is den exploitanten niet toegestaan.
COLLECTIEVE FILMVERZEKERING
Wij leven in een tijd, waarin allerwegen het
streven aan den dag treedt velerlei zaken, die
vroeger tot het domein van den enkeling behoor
den, in gemeenschap met andere belanghebbenden
collectief te regelen. Immers kunnen met derge
lijke collectieve regelingen voor allen, die van zulk
een gemeenschap deel uitmaken, vaak voordeelen
worden behaald, die buiten het bereik van een
ieder afzonderlijk liggen.
Het is daarom alleszins verklaarbaar, dat in den
Nederlandschen Bioscoop-Bond, waarvan de leden
door zoovele gemeenschappelijke belangen aan
elkaar verknocht zijn, meermalen plannen zijn ge
opperd voor het aangaan van collectieve overeen
komsten. Men zal zich herinneren, dat van Bonds-
wege destijds aan het Buma ter oplossing van het
bekende geschil een voorstel werd gedaan om de
betaling van muziekauteursrechten door middel
van een collectief contract te regelen.
Zoo is ook eenige malen het denkbeeld geopperd
om het verzekeren tegen beschadiging, vernieling
of vermissing van films langs collectieven weg
mogelijk te maken.
Aan den Afdeelingsraad komt de eer toe het
initiatief te hebben genomen tot het ontwerpen van
plannen tot verwezenlijking van dit denkbeeld.
Deze plannen zijn grondig bestudeerd. Er kwa
men daarbij verschillende bezwaren aan het licht,
die echter na overleg met de betrokkenen onder
vangen konden worden.
Bij het ontwerpen van de definitieve plannen is
uitgegaan van den opzet, dat de verzekering moet
dekken de algeheele aansprakelijkheid van den
bioscoopexploitant tegenover den filmverhuurder,
izoodat alle schade, waarvoor de huurders van films
ingevolge artikel 18 der Bondsvoorwaarden aan
sprakelijk zijn tegenover de verhuurders, door de
verzekering wordt gedekt. Tevens moeten de films
verzekerd zijn tijdens het transport, zulks vooral
met het oog op het doorzenden van films van de
eene naar de andere bioscoop. Het plan voorziet
AANKOOP VAN FILMS