INSCHRIJVING IN HET NAAMREGISTER 15 kwijting aan eischeres te betalen het toegewezen bedrag a alsmede in de geschilkosten, welke de Commissie met het oog op de uitvoerige behandeling voor deze zaak vereischt, op ƒ50.heeft bepaald. De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) heeft in haar zitting van Maandag, 5 December 1938 inzake het door de N.V. Eerste Schotensche Bioscoop Onderneming, geves tigd te Haarlem en exploiteerende het Frans Hals' Theater aldaar op 16 September 1938 aanhangig gemaakt geschil contra de N.V. Ufa Maatschappij voor Film- en Bioscoop bedrijf, gevestigd te Amsterdam, uitspraak gedaan, dat de vordering van eischeres (Frans Hals) ten deele en wel tot een bedrag van meet worden toegewezen en gedaagde (Ufa) mitsdien moet worden veroordeeld om tegen kwijting aan eischeres te betalen het toegewezen bedrag a f echter met dien verstande, dat de "betaling van dit bedrag van afhankelijk is van de vertooning van de vier films, waarop het geschil betrekking heeft, zijnde „Zal mijn vrouw zwijgen", „Caroussel", „De ideale secretaresse" en „Daphne en de diplomaat" d.w.z. dat gedaagde, steeds op den laatsten dag van de vertooningsweek, zal hebben te be talen aan eischeres voor de film „Zal mijn vrouw zwijgen" voor de film „Caroussel" voor de film „De ideale secretaresse" en voor de film „Daphne en de diplomaat" Gedaagde moet voorts worden veroor deeld in de kosten van geschil, bedragende 25. Deze uitspraak is gegrond op de volgende overweging: dat eischeres in hoofdzaak heeft gesteld, dat tusschen' partijen een overeenkomst d.d. 2 September 1937 is aan gegaan inzake den z.g. verhuur en huur o.a. van 12 hoofd films, behoorende tot gedaagdes productie 1937/38; dat ge daagde bij de onderhandelingen, welke aan het tot stand komen van de overeenkomst vooraf gingen, herhaaldelijk de verzekering heeft gegeven, dat deze films in première in het te verbouwen en nauw met gedaagde verbenden Rembrandt Theater te Amsterdam zouden worden vertoond; dat eischeres zeer veel waarde hecht aan de goede première in Amsterdam om van de Amsterdamsche reclame te kunnen profiteeren; dat gedaagde de film „Zal mijn vrouw zwijgen", „Carous- sel", „De ideale secretaresse", „Daphne en de diplomaat", „Haar eigen kind" en „Het geheim van de Betty Bonn" afwis selend slechts 3 en 4 dagen per week in het Rembrandt Thea ter te Amsterdam heeft doen vertoonen hoewel de eerste 5 dezer films behooren tot eischeresses contract; dat eischeres daardoor schade heeft geleden, aangezien aan de reputatie der vorenbedoelde films door de vertooning gedurende een halve week afbreuk is gedaan; dat eischeres op deze gronden van gedaagde een schadevergoeding vordert van of zooveel minder als de Commissie billijk zal oordeelen; dat gedaagde zich erop beroept, dat de verbouwing van het Rembrandt Theater te Amsterdam meer tijd heeft ge vorderd, dan aanvankelijk was verwacht, zoodat voor de nog te vertoonen films niet voldoende tijd beschikbaar was, weshalve sommige der films slechts gedurende 3 respectie velijk 4 dagen vertoond zijn; dat eischeres aanvankelijk aan gedaagde heeft medegedeeld, dat zij de film ..Haar eigen kind" in de week van 11 tot 17 Februari 1938 zou ver toonen, hoewel de première van deze film te Amsterdam eerst plaats vond op 1 Juli 1938; dat eischeres echter van dezen inzetdatum geen gebruik heeft gemaakt, doch de ver schuldigde filmhuur aan gedaagde heeft voldaan, dat mits dien de klacht van eischeres voor wat betreft de film „Haar eigen kind" eiken grond mist; dat de Commissie zich bij het vaststellen van de uitspraak in dit geschil heeft gebaseerd op de uitspraak van de Eerste Kamer der Commissie van Geschillen, gewezen op 24 Aug. j.1. in het geschil tusschen eischeres en gedaagde, aanhangig gemaakt op 29 Juni 1938, op dezelfde zaak betrekking heb bende, waarbij reeds is uitgemaakt, dat eischeres zich terecht op het standpunt stelt, dat zij door de waardevermindering der films, ontstaan als gevolg van den besnoeiden vertoo- ningsduur, schade lijdt, althans bij vertconing van die films in haar theater schade zal lijden, en dat uit deze uitspraak tevens volgt, dat eischeresses contractueele verplichting om de 4 films te vertoonen gehandhaafd moet blijven; dat bij de bepaling van het schadebedrag geen rekening kan worden gehouden met de film „Haar eigen Kind", aan gezien eischeres als inzetdatum voer deze film reeds had vastgesteld 11 Februari 1938 en zij deze film toen ook had kunnen vertoonen, ware het niet, dat zij er toen de voorkeur aan gegeven heeft een andere film in te zetten en de filmhuur van de film „Haar eigen Kind" aan gedaagde te betalen, blijkbaar in de verwachting, dat gedaagde haar zou toestaan deze film later alsnog te vertoonen, waartoe gedaagde echter niet verplicht is; dat daaruit volgt, dat gedaagde niet aan sprakelijk kan worden gesteld voor de eventueel door eische res ter zake van de film „Haar eigen Kind" ontstane schade, daar eischeres immers reeds bij voorbaat afstand had ge daan van het voordeel der Amsterdamsche reclame voer deze film; dat de Commissie de schade van eischeres voor de vier films „Zal mijn vrouw zwijgen", „Carcussel", „De ideale secretaresse" en „Daphne en de diplomaat" resp. gerraamd heeft op en met dien verstande, dat naar de meening van de Commissie deze schade eerst zal ontstaan, indien eischeres de films daadwerkelijk vertoont; dat de vordering van eischeres dan ook moet worden toegewezen tot een bedrag van en gedaagde moet worden veroordeeld om aan eischeres te betalen, zij het, dat steeds op den laatsten vertooningsdag van de vertooningsweek door gedaagde aan eischeres moet worden betaald voor de film „Zal mijn vrouw zwijgen" voor de film „Caroussel" voer de film „De ideale secre taresse" en voor de film „Daphne en de diplomaat" dat gedaagde voorts moet worden veroordeeld in de ge schilkosten, bedragende 25. Ingevolge art. 4 van het Reglement op het Naamregister zijn de navolgende verzoeken tot inschrijving van titels in het Naamregister gedaan. Voor het indienen van bezwaren tegen de verlangde inschrijving, hetgeen binnen acht dagen na deze publicatie schriftelijk bij het Hoofdbestuur moet geschieden, raadplege men art. 6 van het betreffend Regle ment. Datum Titels waaronder de films Naam van den schrijvinc zocht ver is in Nederland worden uit gebracht houder der ex ploitatie-rechten 2 Dec. 1938 Een stel om te stelen! (1) Metro 2 De zusters Warner 5 V De geest van den zwarten piraat L.C.B. Standaard 6 Ik geef een millioen Fox 6 Rijkdom is geen schande Metro 6 Studio-geheimen L.C.B. Film Distr. 6 Doodloopende straat 6 Complot in Hollywood 6 Algiers 8 Jeugdzonde Film Trust 8 Het drama van Shanghai Film Trust 8 Achter de Maginot-Linie R.K.O. Radio 8 Marthe Richard, de spionne (2) Centrafilm 13 Het begon in China Metro 14 Sta op en vecht! Metro (1) In plaats van den titel „Lange Vingers". (2) In plaats van den titel „Het onzichtbare front'

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1938 | | pagina 17