OFFICIEEL ORGAAN
VAN DEN NEDERLANDSCHEN BIOSCOO P - BON D
IN GRIEKENLAND GEEN MUZIEKAUTEURSRECHTEN VOOR FILMS
1
De agent in Griekenland van de ook ten onzent
bekende Sacem (Société des Auteurs et Editeurs
de Musique, ofwel de Fransche Buma), heeft
eenige weken geleden via de rechtbank betaling
geëischt van muziekauteursrechten voor muziek in
de film ,,1'Etrange Monsieur Victor", waarbij te
vens een verbod werd gevraagd van de verdere
vertooning dezer film.
Vanzelfsprekend werd de uitslag dezer actie
door het film- en bioscoopbedrijf in Griekenland
met de grootste belangstelling tegemoetgezien,
daar het hier immers een strijd betrof om het be
ginsel inzake het al of niet verplicht zijn tot be
taling van muziekauteursrechten voor muziek in
films, en de uitspraak der rechtbank voor het ge-
heele bedrijf natuurlijk dezelfde gevolgen zou
hebben.
Op 7 November 1938 werd in eerste instantie
vonnis gewezen, waarbij aan de Sacem haar eischen
werden ontzegd. In dit vonnis wordt de Grieksche
wetgeving getoetst aan de Berner Conventie van
9 September 1886, herzien te Berlijn op 5 Novem
ber 1908 en te Rome op 2 Juni 1928, en door de
Grieksche wet bekrachtigd op 3 Augustus 1931.
De voornaamste overweging, waarop het vonnis
gegrond is. is deze, dat het bij de vertooning van
een film niet gaat om de mechanische weergave
van het muzikaal gedeelte, maar om de voorstelling
van een geheel, dat één en ondeelbaar is, en dat
onderling niet te scheiden onderdeelen bevat als
het scenario, de dialogen, de decors en de muziek.
De rechtbank beroept zich voorts op gerechte
lijke uitspraken van Caïro en Finland.
Op grond van dit vonnis heeft de Grieksche
Bioscoop-Bond bij circulaire van 14 November
1938 aan de bioscoopdirecteuren medegedeeld, dat
zij voortaan geen muziekauteursrechten mogen be
talen.
Het is ons niet bekend, of tegen het onderhavig
vonnis inmiddels beroep is aangeteekend. In dat
geval zou natuurlijk de uitspraak van den hoogeren
rechter moeten worden afgewacht.
Niettemin is ook deze uitspraak in het raam van
de betrekkelijk jonge en nog zoo beperkte jurispru
dentie aangaande de kwestie der muziekauteurs
rechten voor muziek in films interessant genoeg om
er hier melding van te maken, te meer waar dit
vraagstuk ons reeds vele jaren bezig houdt.
Langzaamaan blijkt ten aanzien van de kwestie
der muziekauteursrechten de opvatting veld te win
nen, die wij reeds zoo lang verdedigd hebben, n.L,
dat voor muziek in films geen auteursrechten be
hoeven te worden betaald.
De jurisprudentie maakt zich hoe langer hoe
meer los van de verouderde begrippen, welke aan
de Berner Conventie ten grondslag liggen, om zich
in te stellen op een nieuwen toestand, welke in het
kunstleven is ontstaan door de voortschrijding der
techniek en de evolutie van de film.
Met het oog op de tegenwoordige eischen eener
filmproductie, aldus het Hof van Alexandrië (dat
de betreffende uitspraak van het Gemengde Ge-