INSCHRIJVING IN HET NAAMREGISTER (t lt M Ufa 10 gecontracteerde films, welke eischeres slechts gedurende een halve week in première te Amsterdam heeft doen vertoonen, waardoor schade voor gedaagde was ontstaan; dat de Com missie van Geschillen, hoewel in haar uitspraak erkennend, dat de betrokken films in waarde waren verminderd, niet temin aan gedaagde haar vordering heeft ontzegd, aangezien zij meer had gevorderd, dan de Commissie meende te kunnen toewijzen; dat gedaagde daarop op 16 September 1938 ander maal een geschil contra eischeres aanhangig heeft gemaakt, waarbij zij heeft gevorderd betaling van of zooveel minder als de Commissie billijk achtte, in welk geschil de Commissie uitspraak deed, dat gedaagde wegens de waarde vermindering van de films een bedrag van toekwam, echter met dien verstande, dat de Commissie de betaling van dit bedrag afhankelijk heeft gesteld van de vertooning van de vier films, waarop het geschil betrekking had; dat de Raad van Beroep echter het vonnis der Commissie van Geschillen heeft vernietigd en aan gedaagde heeft toegewezen een schadevergoeding van ongeacht het al dan niet vertoonen van de betrokken films; dat dus de Commissie van Geschillen van oordeel was, dat aan gedaagde een vergoe ding toekwam wegens de waardevermindering van de films, terwijl daarentegen de Raad van Beroep in zijn vonnis uit sluitend spreekt over de door gedaagde geleden schade en deze schade heeft bepaald op dat gedaagde op grond van het bovenstaande zich op het standpunt stelt, dat niet alleen op het door eischeres aanvankelijk gevorderd bedrag in mindering moet worden gebracht de door den Raad van Beroep toegewezen schadevergoeding van maar voorts nog eens een bedrag van voor de waarde vermindering van de 4 films in kwestie, welke eischeres ten onrechte voor het volle bedrag in haar rekening heeft op genomen; dat beide geschillen, welke gedaagde (toen eischeres) op 29 Juni en 16 September 1938 contra eischeres (toen ge daagde) bij de Commissie van Geschillen aanhangig heeft gemaakt, betrekking hadden op dezelfde geschilpunten, na melijk de vertooning van eenige ook door gedaagde afge sloten films in het Rembrandt Theater te Amsterdam, gedu rende slechts drie of vier dagen, in welke korte vertooning gedaagde eerst aanleiding vond om der Commissie te ver zoeken haar (gedaagde, toen eischeres) te ontslaan van de verplichting, om deze films te vertoonen en te betalen, welke vordering de Commissie aan gedaagde heeft ontzegd, en daarna om van eischeres (toen gedaagde) te vorderen be taling van of zooveel minder als de Commissie billijk zou oordeelen; dat blijkens het request d.d. 16 September 1938, waarbij gedaagde (toen eischeres) het tweede geschil aanhangig maakte, de vordering van bestond uit: „de auteurs- prijs van 2 films a is de auteursprijs van 3 films 25%, garantie is en drie maal 25% van is en moreele schade en winstderving waaruit volgt, dat gedaagde (toen eischeres) van eischeres (toen gedaagde) behalve een vergoeding voor mo reele schade en winstderving, bovendien vorderde betaling van een bedrag gelijk aan den auteursprijs van de 5 films, welke slechts een halve week in het Rembrandt Theater te Amsterdam in première waren vertoond; dat van het totaal bedrag dezer vordering a door de Commissie van Geschillen, evenals door den Raad van Beroep, slechts is toegewezen en dat derhalve de rest van de vordering, welke dus inhield, dat de bewuste 4 films in het geheel geen waarde meer zouden hebben, door beide arbitrage-colleges ongegrond werd geacht; dat immers de Raad van Beroep in zijn uitspraak, ge wezen op 13 Februari 1939, in het tusschen partijen hangend geschil onder andere overwogen heeft: „dat geintimeerde (nu eischeres alsnog schade aan appellante (nu gedaagde) behoort te vergoeden, ongeacht de verplichting tot vertooning van de films in kwestie"; dat uit het vorenstaande volgt, dat de Raad van Beroep wel aan gedaagde een schadevergoeding van (dat wil zeggen voor de waardevermindering van de bewuste vier films wegens de abnormaal korte première-vertooning te Amsterdam) heeft toegewezen, doch gedaagde niet heeft ontslagen van de verplichting tot vertocning van de films en dus evenmin van de betaling van den voor deze films tusschen partijen overeengekomen auteursprijs; dat het bovendien nimmer de bedoeling van de Commissie van Geschillen is geweest, noch de 'bedoeling van den Raad van Beroep geweest kan zijn, om gedaagde ter zake van dezelfde feiten, behalve een schadevergoeding, nog eens reductie op de auteursprijzen der films in kwestie te ver- leenen, daargelaten, dat deze arbitrage-colleges zelfs niet de bevoegdheid bezitten tot het verleenen van een zoodanige reductie; dat gedaagdes verweer volkomen ongegrond moet worden geacht; dat derhalve eischeresses vordering moet worden toege wezen en gedaagde mitsdien moet worden veroordeeld om aan eischeres tegen kwijting te betalen het gevorderd bedrag van alsmede in de kosten van het geschil, bedra gende 25. Ingevolge art. 4 van het Reglement op het Naamregister zijn de navolgende verzoeken tot inschrijving van titels in het Naamregister gedaan. Voor het indienen van bezwaren tegen de verlangde inschrijving, hetgeen binnen acht dagen na deze publicatie schriftelijk bij het Hoofdbestuur moet geschieden, raadplege men art. 6 van het betreffend Regle ment. Datum Titels waaronder de films Naam van den waarop schrijvinc zocht in Nederland worden uit houder der ex ver is gebracht ploitatie-rechten 15 April 1939 Kapitein Benoit van den 17 geheimen dienst Lumina 17 Middernacht Paramount 18 St. Louis Blues 18 Kinderen uit één qezin 1 Europa 20 Moeder Carey's kuikens R.K.O. Radio 20 De gemaskerde ruiter Habé Film 20 Levenslang 20 't Zit in de lucht 21 Om 30.000 dollar (2) Univers. Film Aq. 22 Kameraden van de straat (3) Metro 24 Slavenjacht 24 Gemaskerde ruiters Centrafilm 25 Strijd om den Materhorn Gofilex 25 De dans des doods (4) Ufa 26 De gouverneur 26 Het masker van de spin L.C.B. Standaard 28 Honolulu Metro 28 De lotgevallen van Huckle- berry Finn 27 De geschaakte bruid Warner 27 De voortrekker van Dodge City 29 Liefdes kronkelpaden 1In plaats van den titel (2) In plaats van den titel (3) In plaats van den titel (4) In plaats van den titel „Vrede aan den Rijn". „Accord final". „Het beste paard van stal" „Zoo zijn de mannen".

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1939 | | pagina 12