[ijkheid reeds lang hadden overschreden. Dienten gevolge zouden verschillende categorieën van be drijven op eenige vermindering van den belasting druk kunnen rekenen. De Minister erkende daarbij ruiterlijk, dat o.a. de Wet op de personeele belas ting remmend op het bedrijfsleven had gewerkt, weshalve deze Wet herziening behoefde. De nieuwe Wet legt in verband met de econo mische en militaire weerbaarmaking van het land aan ons volk een groot aantal nieuwe lasten op, en het systeem, dat er aan ten grondslag ligt, be doelt duidelijk een dubbele heffing te voorkomen eenerzijds en anderzijds aan die bedrijven, waarop de nieuwe heffingen extra zwaar zullen gaan druk ken, vooral ook omdat deze zich reeds een zeer hooge belasting zagen opgelegd, eenige compensa tie te geven. Is daarom de tegemoetkoming in den vorm van afschaffing van personeele voor bepaalde catego rieën even logisch als billijk en rechtvaardig, dès te onbillijker en dès te onrechtvaardiger is het, het bioscoopbedrijf daarvan zonder meer uit te sluiten. Aan de eindelooze serie van heffingen, waar onder dit bedrijf gebukt gaat, zooals o.m. de ver- makelijkheidsbelasting, de personeele, de invoer rechten op films, de keuringsrechten op films, ver gunningsrechten, zakelijke bedrijfsbelasting, pre cariorechten, sociale lasten, etc. zal, indien het thans bij de Volksvertegenwoordiging ingediende ontwerp tot Wet verheven wordt, een nieuwe wor den toegevoegd in den vorm van een huurbelas- ting, een rentebelasting, een gewone- en een extra winstbelasting. En dat alles, zonder dat hier eenige compensatie, eenige tegemoetkoming, hoe gering ook, tegenover staat. Het behoefde onder deze omstandigheden niet te verwonderen, dat een groot aantal bioscooponder nemers aanstonds bij het bekend worden van den inhoud van het onderhavig Wetsontwerp uiting gaf aan zijn verontwaardiging door telegrafisch te protesteeren en het Hoofdbestuur uit te noodigen met den meesten spoed energieke en vergaande maatregelen te nemen om het dreigend gevaar te keeren. Men kan ervan overtuigd zijn, dat het Hoofdbe stuur alle stappen zal ondernemen, welke het dien stig acht, ten einde tijdig het fiscale onrecht te doen herstellen, dat men ons bedrijf aandoet. Men hebbe vertrouwen in het beleid van het Hoofdbestuur. Dit College zal in géén geval lijdelijk toezien, dat het bedrijf op deze wijze langzaam maar zeker te gronde wordt gericht. Sedert jaar en dag trouwens en ook daarom juist voelen wij ons door de nieuwe ten achterstel ling zoo gegriefd hebben wij gestreden tegen de gelijktijdige heffing eener personeele be lasting en van diverse gemeentebelastingen op vermakelijkheden, tegen de heffing eener dubbele verteringsbelasting dus. En vooral de laatste jaren hebben wij geen gelegenheid voorbij laten gaan, om met klem van argumenten aan te toonen, hoe onbillijk en onredelijk in het bijzonder de heffing eener personeele belasting van ons bedrijf is. De positie, van waaruit wij dezen strijd te voeren hadden, was voorwaar niet gunstig. Het bioscoop bedrijf geniet nu eenmaal de vervelende reputatie groote winsten op te leveren, een reputatie, welke waarschijnlijk van over den Oceaan is komen aan waaien en voor het overige behoort tot lang ver vlogen tijden, doch niettemin taai genoeg is om ook thans nog ons bedrijf voor rijker te doen doorgaan, dan het in werkelijkheid is. Tegen wil en dank wer ken de bioscopen zelf aan het voortbestaan daar van mee. De bioscoop schept nu eenmaal een sfeer van luxe, zij is 's avonds een feest van licht in de straten, zij is gehuisvest in ruime en fraaie gebou wen, van binnen rijk gestoffeerd, en comfortabel ingericht. In dezen schijn realiseert men zich niet meer de werkelijkheid. De werkelijkheid is echter, dat de weelde, in de bioscoop ten toon gespreid, niet is de weelde van den exploitant, maar de weelde ten gerieve van den bezoeker. Zij is even noodzakelijk, als de marmeren pui en de spiegelruit in groot for maat voor een modemagazijn, even noodzakelijk als de grootsche opzet en de geriefelijke inrichting van een warenhuis, ja even noodzakelijk als het gereedschap van den werkman. Zij is een typisch bedrijfskenmerk en niet meer dan een levensvoor waarde voor de exploitatie. Een dure levensvoorwaarde echter, want heel deze inrichting gaat ten koste van groote sommen gelds. Voortdurend moet worden veranderd en ver fraaid om aan den verwenden smaak van het publiek tegemoet te komen, om attractief en up to date te blijven. Verbouwingen voor tienduizenden guldens zijn zelfs in kleinere gemeenten geen uit zondering. En hierbij moge wel eens in aanmerking worden genomen, welk een factor van beteekenis dit alles is voor de arbeidsmarkt. Behalve aan de

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1939 | | pagina 4