het contact met dat leven en werken verwaarloosd en men verzuimt zelfs te laten leven en te laten werken. Wij kunnen dat niet nationaal vinden, en zeker niet Koninklijk. Integendeel, het moet ons spijten, dat de pogin gen van deze nationale en Koninklijke vereenigin- gen om een „smalfilmpje" te doen vervaardigen van zulk een weidsch gegevens als het onderha vige, is uitgeloopen op een bijster smalle geschie denis. Het spijt ons voor deze vereenigingen. En het spijt ons voor de film. Maar het spijt ons bovenal voor de bedrijven, waar tientallen vaklieden klaar staan films te ver vaardigen, die den toets der critiek kunnen door staan. Wellicht, dat de filmcommissie in kwestie bij een volgende gelegenheid de ontdekking doet, dat Nederland leeft en ook nog werkt en werken wil. SMALFILM-APPARATEN IN BIOSCOPEN Een ander kwestie, welke meer de smalfilm zelve betreft, maar overigens tenminste van nor maler formaat is dan de voorgaande, doet zich voor met de plaatsing van smalfilmapparaten in een aantal bioscopen. Het is het goed recht van de firma's in kwestie haar apparaten aan den man te brengen, evenzeer als het het goed recht van de bioscoopexploitanten is om, wanneer zij dat dienstig achten, deze appa ratuur in hun installatie op te nemen, Een smal- filmapparatuur kan nu eenmaal van dienst zijn bij lezingen of bijeenkomsten, die buiten de normale filmvoorstellingen om gaan, en waarin bijvoor beeld expeditiefilms worden vertoond, etc. Maar het is onjuist van de leveranciers, te suggereeren, dat de exploitatie door de aanschaffing van deze apparaten in staat zouden zijn hun eigen recla mefilms, journaals van plaatselijke gebeurtenissen bijvoorbeeld en documentaire films te vertoonen. Het zou niet verstandig zijn van de exploitanten, te gelooven, dat in dit opzicht bepaalde mogelijk heden aanwezig zullen zijn. Men kan immers al te "oed weten, dat het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf tot in détails geordend is. Een ordening, welke niet alleen bescherming biedt aan de bioscoopexploitanten, maar ook aan de ver huurders, de fabrikanten en de producenten. De journaalfabrieken aanvaarden gaarne op drachten voor de verfilming van plaatselijke ge beurtenissen eventueel ten behoeve van exploitan ten uit bepaalde plaatsen of streken. Daarom kan niet worden toegestaan, dat buiten deze fabrieken om, wier capaciteit in staat is om heel het Neder landsche bioscoopbedrijf van actualiteiten te voor zien, zgn. exclusieve actualiteiten, of hoe zij ver der mogen heeten, via een anderen weg in de bio scopen worden geloodst. Op dit stuk van zaken hebben ook de exploitanten de bescherming te res pecteeren, welke hun mede-leden, hetzij filmver huurders of fabrikanten, in den Bond genieten. Dit geldt ook voor andere films. Voorzoover de geldende reglementeering niet voldoende mocht zijn aangepast, treft het Hoofd bestuur nadere voorzieningen, o.a. door in het nieuwe Algemeen Bedrijfsreglement en het Be- drijfsreglement op de Lijst van Geen Bezwaar bepalingen te doen opnemen, waardoor pogingen, als van sommige zijden zijn gesuggereerd, onmo gelijk zullen worden. Men doet er overigens goed aan geen verdere beteekenis te hechten aan de smalfilm als object voor het bedrijf. Het publiek wenscht films te zien van goede kwaliteit, het wenscht prima amusement en be trouwbare voorlichting, derhalve interesseert het zich niet voor het formaat, maar voor den inhoud en het is juist hierom, dat het bedrijf er alsnog niet de minste behoefte aan heeft zich in te stellen op een ander formaat dan het normaalbreedteformaat. OVERGANGSBESLUIT VAN 1 FEBR. 1937 Het Hoofdbestuur heeft in zijn vergadering van 22 Augustus j.1. besloten om toestemming, als be doeld sub b van het Overgangsbesluit van 1 Fe bruari 1937 te verkenen aan: de N.V. Gofilex, Steenschuur, Leiden, tot het gaan exploiteeren eener nieuwe permanente bioscoop in de gemeente Gemert in het gebouw, gelegen aan Haageik 305, aldaar. WIJZIGINGEN LEDENLIJST Pag. 4 Als lid van den Raad van Beroep staat vermeld I. Cohen Barnstijn, Utrecht; dit moet worden A. van Santen, Amster dam. Pag. 5 Als lid van de Commissie van Geschillen staat vermeld A. van Santen, Amster dam; dit moet worden R. Uges Jr., Rot terdam. Pag. 6 Als lid van de Televisie-Commissie schrappen H. Cohen Barnstijn, Utrecht, Pag. 8 In de plaats van den heer G. van Lae- ken werd tot Secretaris van de Afdeeling Amsterdam benoemd de heer C. A. H. F. Hinke. Als lid werd aan het Bestuur dezer Afdeeling toegevoegd de heer W. F. Dubbeldeman. Pag. 11 Als voorzitter van den Gemengden Raad van Beroep toevoegen B. D. Ochse, Brussel.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1939 | | pagina 8