INSCHRIJVING IN HET NAAMREGISTER 8 komen; dat eischer zelfs in gebreke is gebleven facture/i voor aan hem door gedaagde geleverd reclame-materiaal te vol doen; dat het slechts van eischer afhangt de onderhavige kwestie terecht te brengen, door orde te stellen op zijn zaken tegenover gedaagde, die zich op die voorwaarde bereid heeft verklaard de film in kwestie te leveren; dat op grond van artikel 1 van het Arbitrage-Bondsregle ment van den Nederlandschen Bioscoop-Bond met uitsluiting van den burgerlijken rechter aan de Bondsarbitrage onder worpen zijn onder andere alle geschillen, waaromtrent door het daarbij betrokken lid met de andere partij is overeengeko men, dat zij ter beslechting zullen worden onderworpen aan de Bondsarbitrage; dat eischer lid is van den Nederlandschen Bioscoop-Bond; dat in het contract, hetwelk op of omstreeks 5 December 1938 tusschen partijen is gesloten, onder andere is bepaald (artikel 12); „En cas de contestation sur 1 exécution de la presente ou 1'interprétation de ses termes, celle-ci sera soumise a 1'arbitrage du Nederlandsche Bioscoop-Bond a Amster dam."; dat derhalve de Commissie van Geschillen, volgens de Sta tuten en het Arbitrage-Bondsreglement van den Nederland schen Bioscoop-Bond benoemd en aangewezen als arbitrage commissie, bevoegd is van dit geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitrage-commissie, wier beslis singen vatbaar zijn voor hooger beroep bij den Raad van Beroep van den Bond; dat eischer ter zitting van de Commissie van Geschillen naar aanleiding van het verweer van gedaagde in hoofdzaak heeft aangevoerd, dat hij erkent gedaagde nog een bedrag van frswegens geleverd reclame-materiaal schuldig te zijn, doch gegronde redenen heeft, om niet tot uitbetaling van dit bedrag over te gaan, zoolang hem de copie van de film „Tamara la Complaisante" niet is geleverd; dat hij ge daagde heeft voorgesteld hem de film in kwestie onder rem bours voor den vollen copieprijs te doen toekomen, waarna hij de helft van dezen prijs, zijnde voor rekening van ge daagde, zou verrekenen met zijn opgemelde schuld en het alsdan resteerend verschuldigd bedrag onverwijld aan ge daagde zou doen toekomen; dat gedaagde op dit voorstel echter niet heeft gereageerd; dat gedaagdes verweer steunt op de bewering, dat het op of omstreeks 5 December 1938 tusschen partijen gesloten con tract in zake de film „Tamara la Complaisante" niet op zich zelf mag worden beschouwd, doch deel uitmaakt van een complex van contracten van gelijke strekking ter zake van andere films, welke bewering gedaagde uitsluitend grondt op artikel 14 van dit contract, welks eerste alinea vaststelt, dat de film in kwestie de zevende is, welke gedaagde aan eischer sinds 1 Januari 1938 ter distributie in Nederland zal afstaan; dat deze vaststelling echter geen enkel verband legt in den zin, zooals gedaagde meent daaruit te kunnen opmaken, en de in de voorgaande overweging omschreven bewering van gedaagde onhoudbaar moet worden geacht, nog afgezien van het feit, dat bovenvermeld artikel 14 wijders bepaalt, dat het is overeengekomen, dat zoowel de afrekeningen als de beta lingen van de aan gedaagde toekomende bedragen voor de film in kwestie afzonderlijk en onafhankelijk van de afreke ningen met betrekking tot de andere (vroeger gecontracteer de) films zullen geschieden; dat het overigens duidelijk is, dat het onderhavig contract alleen en uitsluitend betrekking heeft op de film „Tamara la Complaisante", althans moet worden beschouwd als volkomen op zichzelf staand; dat overigens uit de door partijen aan de Commissie over gelegde bescheiden blijkt, dat ten slotte de klacht van ge daagde uitsluitend gemotiveerd kan worden geacht ter zake van een door eischer te betalen bedrag van frsvoor reclamemateriaal, hetgeen eischer ook erkend heeft schuldig te zijn, en waarvoor hij reeds vroeger met zijn brief van 17 Juni 1939 aan gedaagde afrekening heeft aangeboden bij levering van de copie der film „Tamara la Complaisante en welk voorstel eischer op verzoek der Commissie heeft gehandhaafd; dat gedaagde, indien zij zich over de uitvoering van andere dan het onderhavige met eischer gesloten contracten meent te kunnen beklagen of op grond van deze contracten vorde ringen op eischer meent te kunnen pretendeeren, een klacht contra eischer bij de daarvoor aangewezen instantie had kun nen indienen, doch deze klachten niet mag aanwenden als motief om zich te onttrekken aan verplichtingen, welke daar mede geen verband houden; dat op grond van het vorenstaande gedaagdes verweer on gegrond moet worden geacht; dat eischers primaire vordering, als zijnde gegrond, moet worden toegewezen en gedaagde mitsdien verplicht moet worden geacht eischer de film „Tamara la Complaisante vóór Woensdag, 27 December 1939 alsnog te leveren en derhalve alsnog uitvoering heeft te geven aan het op of om streeks 5 December 1938 tusschen partijen ter zake gesloten contract; dat eischers vordering tot schadevergoeding ten bedrage van voor het geval gedaagde met de levering van de film in kwestie vóór genoemden datum in gebreke blijft, ten deele moet worden toegewezen en door de Com missie van Geschillen in aanmerking nemende de gemid delde exploitatiemogelijkheden eener film als de onderhavige is vastgesteld op een bedrag van dat gedaagde eischer heeft te vergoeden alle bedragen, welke derden op grond van reeds met eischer gesloten contracten in zake de zoogenaamde verhuur en huur van de film „Tamara la Complaisante" redelijkerwijs van eischer mochten vorderen, (nader op te maken bij staat), als gevolg van eventueele niet levering of de niet tijdige levering van meergenoemde film door gedaagde aan eischer; dat gedaagde moet worden veroordeeld in de kosten van het geschil, bedragende 50.— tot en met het deponeeren van dit vonnis ter Griffie van de Arrondissements-Rechtbank te Amsterdam. Ingevolge art. 4 van het Reglement op het Naamregister zijn de navolgende verzoeken tot inschrijving van titels in het Naamregister gedaan. Voor het indienen van bezwaren tegen de verlangde inschrijving, hetgeen binnen acht dagen na deze publicatie schriftelijk bij het Hoofdbestuur moet geschieden, raadplege men art. 6 van het betreffend Regle ment. Datum Titels waaronder de films Naam van den waarop in in Nederland worden uit houder der ex schrijving ver zocht is gebracht ploitatie-rechten 21 Nov. 1939 De man met de twee gezichten Ufa 21 Ex-bokser Universal 21 De zon gaat nooit onder Filmbooking 21 Ik stal een millioen 21 Onverwacht vader t, 21 Een ongeluk komt nooit alleen 21 Het avontuur van den zwarten havik 21 De vergeten vrouw 21 De beul van Londen 21 Tropennacht in Saigon1) Metro 21 De wet der vergelding 21 Professor Jazz 21 Charlie Chan in het spook huis 2) Fox 27 „Ergens in Nederland" Een film uit den mobili satietijd Filmex 29 Heerschers der zee Paramount 29 Pensionaat voor heeren 29 De groote vraag l) In plaats van den titel: „Tropenkolder". -) In plaats van den titel: „Charlie Chan in het zeeroovers- nest".

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1939 | | pagina 10