Van deze beslissing is de directie van Capitol in beroep gegaan bij de ledenvergadering der Afdee- ling den Haag, welke d.d. 14 December j.1. beslo ten heeft, de beslissing van het Bestuur te beves tigen, met dien verstande, dat de boete wordt teruggebracht op 25. UITSPRAAK RAAD VAN BEROEP 8 digheidsduur op de desbetreffende biljetten te vermelden, daar zij anders nimmer in staat is te verninderen, dat in een of andere vertooningsweek gebruik wordt gemaakt van een grooter aantal door het P.C. College vastgesteld. dat de strekking van artikel 4 C, sub i> van het Minimum- Prijzen-Keglement is, dat de uitgiite van de invitatiebiljetten gedurende iedere vertooningsweek tot een maximum beperkt wordt en dat het nimmer de bedoeling kan zijn biljetten, die niet in een bepaalde vertooningsweek worden uitgereikt als vergoeding voor bewezen diensten (glasbiljetten en derge lijke) te doen aanwenden in een andere vertooningsweek, daar het namelijk de bedoeling is geweest om de biljetten, welke worden uitgereikt gedurende een bepaalde vertoonings week bij de desbetreffende glasbiljetten toegankelijk te stellen in de desbetreffende vertooningsweek; dat uit de mededeeling van Capitol gebleken is, dat zij nimmer de beslissing van het P.C. College heeft kunnen na leven en nota is genomen van haar mededeeling, dat inmid dels door haar is zorggedragen, dat op de desbetreffende biljetten de geldigheidsduur is vermeld; dat zij zich reeds voorheen aan meerdere overtredingen van het Minimum-Prijzen-Reglement heeft schuldig gemaakt en het Bestuur bij beslissing dd. 26 April 1939 wegens twee overtredingen van dit reglement de straf als bepaald in arti kel 6 sub a van het Atdeelings-reglement, op haar onder neming heeft toegepast, doch destijds nog is volstaan met het opleggen van de straf als bepaald in artikel 6 sub a, waarbij ernstig onder haar aandacht is gebracht, dat ingeval zij zich in de toekomst wederom aan eenige overtreding mocht schuldig maken, met grootere gestrengheid tegen haar zou worden opgetreden; dat het Bestuur niet heeft kunnen aanvaarden haar ver ontschuldiging, dat de desbetreffende bepalingen aanj haar aandacht zijn ontgaan, vooral indien rekening wordt gehou den met vroegere waarschuwingen, en derhalve besloten heeft de straf als bepaald in artikel 6a en b van het reglement op haar toe te passen, namelijk de straf van een geldboete, gelijkstaande aan het bedrag der netto-ontvangsten, het aantal van 700 invitaties te boven gaande, tegen den desbetreffen- den prijs, zijnde 189 X 0.37^ ƒ70.87; dat voorshands het Bestuur nog heeft willen volstaan met het opleggen van een kleine geldboete, doch haar nadruk kelijk waarschuwt, dat bij nieuwe overtredingen niet ge schroomd zal worden met de uiterste gestrengheid tegen haar op te treden; dat aan het Hoofdbestuur verzocht is tot publicatie van deze straf in het eerstvolgende orgaan van den Bond te willen overgaan. De Raad van Beroep (Tweede Kamer) heeft in zijn zit ting van Woensdag, 6 December 1939 in zake het door de Croonenbergs Exploitatie Maatschappij van Bioscopen en Theaters N.V. te Roermond (verder te noemen appellante) op 23 October 1939 ingediend beroep van de uitspraak dei- Commissie van Geschillen, gewezen op 27 September 1939 en aan partijen schriftelijk medegedeeld op 11 October d.a.v., in zake het door de Firma A. van Meel C. Hirschberg te Helmond (verder te noemen geintimeerde) op 1 April 1939 aanhangig gemaakt geschil in hoogste instantie uitspraak gedaan, dat het vonnis waarvan beroep moet worden ver nietigd en opnieuw rechtdoende aan geintimeerde haar vor dering ad racet worden ontzegd, met haar veroor deeling in de kosten van het beroep, zijnde 50.en van appellante in die van de behandeling in eersten aanleg, zijnde 153.-. Deze uitspraak is gegrond op de navolgende overwegingen: dat appellante als voornaamste grief tegen het vonnis van de Commissie van Geschillen heeft gesteld, dat de Commissie ten onrechte ter zijde heeft gesteld appellantes beroep op artikel 5 van de overeenkomst van 31 Maart 1938, aan gaande de bioscopen Centraal en Scala te Helmond, hierop neerkomende, dat door het in dit artikel bepaalde, volgens hetwelk „alle risico ten aanzien van de verhuurde gebouwen en ten aanzien van de door huurster voort te zetten bioscoop bedrijven uitsluitend voor rekening van huurster is", look het risico van moeilijkheden in verband met wijzigingen in de vergunningsvoorwaarden op huurster (geintimeerde) wordt afgewenteld; dat trouwens geintimeerde zelve dit risico heeft aanvaard, aangezien de gewijzigde vergunningsvoorwaarden van B. 6 W. van Helmond reeds geruimen tijd in haar bezit waren, alvorens zij het definitieve huurcontract ge intimeerde had tot dan toe geëxploiteerd op een voorloopig contract teekende, zonder nochtans eenig voorbehoud te maken ten aanzien van de verplichtingen, verband houdende met de nakoming der gewijzigde vergunningsvoorwaarden; dat de Commissie van Geschillen aan geintimeerde haar vor dering ten onrechte heeft toegewezen, weshalve haar beslis sing behoort te worden vernietigd met ontzegging van ge intimeerde in haren eisch en haar veroordeeling in de arbi- tragekosten; dat geintimcerdes verweer hierop neerkomt, dat zij de bioscopen gehuurd heeft in de veronderstelling, geen moei lijkheden te zullen ondervinden van gemeentewege, w"at de inrichting der bioscopen aangaat, daarbij afgaande op appel lantes verzekering, dat van gemeentewege genoegen werd genomen met de bestaande inrichting; dat zij! niet ontkent omstreeks Maart gewijzigde vergunningsvoorwaarden van B'. 6 W. ontvangen te hebben, zulks in verband met het verleenen eener definitieve vergunning, doch dat zij, ver trouwende op appellantes verklaringen en op den bestaanden toestand in deze gemeente, daaraan geen nadere beteekenis heeft gehecht en overigens volkomen te goeder trouw het huurcontract op 31 Maart 1938 definitief gesloten heeft, in de vaste overtuiging om, wat de inrichting en outillage der biosecopen betrof, op den ouden voet verder te kunnen exploiteeren; dat, toen B. 6 W. haar in Juni 1938 mededeel den, dat de inrichting der bioscopen in verschillende opzich ten niet aan de gewijzigde voorschriften voldeed en vele ingrijpende wijzigingen moesten worden aangebracht, zulks onder bedreiging met intrekking der vergunning, zij hiervan aanstonds kennis heeft gegeven aan appellante, haar ver zoekend, de noodige voorzieningen te treffen; dat appellante echter iedere medewerking weigerde, weshalve zij zelve de noodige verbeteringen heeft aangebracht en de daarvoor ge maakte kosten thans van appellante terugeischt, zijnde appel lante tot betaling hiervan verplicht, aangezien het aanbren gen der vereischte verbeteringen voorwaarde was tot het voortzetten der bioscoopexploitatie, en geintimeerde de ge bouwen in kwestie uitsluitend had gehuurd om ze als biosco pen te kunnen exploiteeren; dat het onderzoek van den Raad heeft uitgewezen, dat geintimeerde ingaande 16 Juli 1937 op voorloopig contract van appellante heeft overgenomen de bioscopen Centraal en Scala te Helmond en dat partijen het over de te sluiten huurovereenkomst eerst eens werden op 31 Maart 1938 >p welken datum deze overeenkomst in een notarieele acte w.rd vastgelegd; dat voorts is komen vast te staan, dat de voorwaarden. waarop door B. en W. aan geintimeerde vergunning is verleend tot het geven van bioscoopvoorstellingen in het openbaar in Centraal en Scala te Helmond, welke voor waarden behelsden, het aanbrengen van veranderingen en

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1940 | | pagina 10