jaarwisseling er ongetwijfeld één van ernstige be zinning. En terwijl kunstmatig afkeer wordt op gewekt tusschen de volkeren komen de menschen individueel tot inkeer; ondanks vernietiging loo- pen de edelsten onder hen rond met plannen tot opbouw. Een heele maatschappij heeft afgedaan, wij beleven haar bankroet en maken de weeën mee, welke de geboorte aankondigen van een nieuwe, naar we hopen betere samenleving. Waarom immers vond men het licht uit en legde men tenslotte landen en steden in Egyp tisch duister? Waarom bouwde men huizen als paleizen en moest men zijn toevlucht nemen in naargeestige schuilkelders? Waarom beoefende men een wetenschap, die de sterftecijfers tot on gekende minima reduceerde en gaat men gebukt onder den last van de middelen, noodig om met de grootst mogelijke trefkans te kunnen dooden. Vond men niet den weg door den aether, bouwde daartoe inrichtingen even grootsch als ingenieus, om daarnaast evenveel energie te besteden om de ontvangst van wat wordt uitgezonden, ongeniet baar, ja onmogelijk te maken? En hoe zouden wij in het bijzonder kunnen voorbijzien, welk een schade de oorlogstoestand berokkent aan die andere uiting onzer cultuur, die de film is. Zij, die krachtens haar verleden als middel geldt tot gezond amusement, een bron is van kunstgenot, van voorlichting en ontwikkeling, wordt door de belligerenten omgeschakeld tot geestelijk oorlogstuig en zoo dienstbaar gemaakt aan het werk der vernietiging. Voorbestemd tot instrument des vredes, tot geestelijk ruilmiddel der naties, wordt zij gerequi- reerd om als bode van haat het eene volk op te zetten tegen het andere. Zoo staan wij dezen keer aan de poort van het jaar. Het is wel tragisch onder deze omstandigheden elkaar de hand te moeten drukken. Men wenscht elkaar gelukkig Nieuwjaar en vreest ongeluk. Men wenscht vorspoed en houdt rekening met den ergsten tegenspoed. Laten wij niettemin dankbaar zijn om elkaar op dit gedenkwaardig oogenblik de hand te kunnen geven op den bodem van ons vrij en gezegend vaderland. Gezegend, omdat het gespaard bleef voor het allerergste. Laat ons in diep vertrouwen op beter U en de Uwen een gelukkig, voorspoedig en zegenrijk 1940 toewenschen. Moge de vrede voor ons volk in eervolle onzij digheid bewaard blijven. Moge het al onzen leden, zonder uitzondering, wél gaan! Mogen voor het Nederlandsche film- en bio scoopbedrijf de mogelijkheden behouden blijven om zijn vleugels wijder uit te slaan en zijn taak, die met het klimmen van de jaren aan beteekenis wint, naar behooren te vervullen. In het afgeloopen jaar, dat wij in afwachting van het jaarverslag in vogelvlucht overzien, is het het film- en bioscoopbedrijf ondanks zeer vele en groote moeilijkheden zeker niet slechter gegaan dan in het jaar daarvoor. Aanvankelijk was 1939 beter dan zijn voorganger. Bezoek- en ontvangst- cijfers liepen niet onbeteekenend op, tot de zomer den behaalden voorsprong teniet deed. De critieke dagen van Augustus/September veroorzaakten ten slotte scherpe reacties, die voor den afloop van 1939 niet veel goeds voorspelden. Na September is de spanning echter gebroken. Het publiek viel niet meer van de eene sensatie in de andere; dat gene, waar men bijna twee jaar lang in hoop en vreeze tegen aan had gekeken, was er nu, namelijk: de oorlog. Vrij spoedig paste het publiek zich aan de nieu we situatie aan; het vond zijn weg terug naar de bioscoop en algemeen bleek zijn belangstelling voor de film in de dagen na September zelfs grooter te zijn dan ooit tevoren. Merkwaardig is het, dat de crisis, welke in de tweede week van November ontstond, het publiek niet heeft kunnen weerhou den de bioscoop te bezoeken. Het bioscoopbezoek was toen zelfs goed te noemen. De feestdagen aan het einde van het jaar heb ben gezorgd voor een uitstekend besluit, een be sluit, dat ongetwijfeld veel heeft goedgemaakt. Al met al mag het film- en bioscoopbedrijf over 1939 niet klagen. De verbeterde economische toestand van het film- en bioscoopbedrijf in ons land komt ongetwij feld ook tot uiting in het aantal geschillen, dat het arbitrage-instituut van den Bond in het afgeloopen jaar te verwerken kreeg. Het bedroeg dezen keer 42, hetgeen voor de arbitrage een laagte-recbrd beteekent. Het aantal beroepszaken bleef hetzelfde als het vorig jaar, namelijk 12. Van den anderen kant mogen wij uit dezen

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1940 | | pagina 4