toren in aanmerking te nemen, dat niet altijd met
absolute zekerheid kan worden vastgesteld, wat
wel, en wat niet prikkelend is.
Boven dit alles uit moet men echter dit eene doel
voor oogen houden namelijk: het hooghouden der
moraliteit van het Nederlandsche volk. Dit is ook
het doel van den Nederlandschen Bioscoop-Bond,
want anders zou deze niet geheel vrijwillig een
nakeuringsaccoord zijn aangegaan.
Als tweede belangrijke uiting van het passie-
leven noemt spreker de haat tusschen de klassen
op sociaal terrein. Een film, die de klassen tegen
elkaar opzet, is van Katholiek standpunt te ver-
oordeelen. Spreker geeft alsnog twee voorstellings
wijzen aan. Ten eerste de wijze, waarbij over iets
gesproken wordt zonder meer, waarbij feiten als
zoodanig worden medegedeeld, zooals bij de do
cumentaire bijvoorbeeld. Een film hoeft nog niet
af keurenswaard te zijn. omdat er zelfmoord of
echtscheiding in voorkomt. Als feit kan men deze
aanvaarden, behoudens, dat in zulk een geval de
leeftijdsgrens in het geding komt. Voor de jeugd
kan zoo'n film niet te aanvaarden zijn. Spreker
merkt op, dat de Centrale Keuring met betrekking
tot de toelating van films voor de jeugd nogal
streng is.
Indien echter de zelfmoord wordt voorgesteld als
heldendaad, dan is deze voorstelling veroordeelens-
waard. De voorstellingswijze is dan niet meer
feitelijk, maar doelbewust. Dit zelfde is natuurlijk
het geval met echtscheiding bijv.
Spreker geeft aan het eind van zijn betoog aan
de aanwezigen de verzekering, dat zij de Katho
lieke nakeuring niet behoeven te vreezen. Er zal
geen sprake zijn van preutschheid of puritanisme.
De Katholieke Kerk aanvaardt heel de schepping
zooals zij er is; ook het sexueele leven daarin. Het
is haar er slechts om te doen, dat de harten der
menschen niet worden vergiftigd en dat alles wat
in de schepping is, wordt gezien in verband met
zijn eigenlijke doelstelling. Alles wat op deze doel
stelling gericht is, is volgens haar zedelijk, alles
wat hier tegen in gaat, onzedelijk.
Na deze inleiding, welke door de aanwezigen
met groote belangstelling werd gevolgd, ontspon
zich een interessante gedachtenwisseling, waaraan
deel genomen werd door de heeren C. S. Roem,
Loet C. Barnstijn en F. L. D. Strengholt.
De wijziging det Bioscoopwet.
De Bondsdirecteur, de heer A. de Hoop, gaf
ten slotte een uiteenzetting van doel en strekking
van het Wetsontwerp tot wijziging van de Bio
scoopwet.
Spreker zette uiteen, dat de Wetgever bij de
samenstelling van het ontwerp tot wijziging van
de Bioscoopwet is uitgegaan van twee beginselen.
Het eerste beginsel komt hierop neer, dat in de
toekomst alle filmvertooningen. dus ook de film-
vertooningen buiten het bedrijf, onder de controle
van de Wet worden gebracht. Het ligt voor de
hand, dat men hiermede op het oog heeft gehad
inzonderheid de filmvertooningen, welke plaats
vinden uit propagandistisch oogpunt, niet in het
minst die. welke uitgaan van de zoogenaamde ex
tremistische groepen.
In hoeverre dit beginsel juist is, laat spreker in
het midden. De Wetgever is met de Bioscoopwet
nu eenmaal begonnen de film in de Wetgeving te
betrekken. Men krijgt thans de consequentie, dat
niet alleen het bedrijf, maar alles wordt getroffen,
wat zich op het gebied van de film beweegt. Spre
ker verwacht, dat bij de behandeling in de Kamer
van verschillende zijden bezwaren tegen dit be
ginsel zullen worden ingebracht. Van het stand
punt van het bedrijf bekeken behoeft echter tegen
een wijziging van de Wet in dezen zin geen be
zwaar te bestaan.
Wat echter van de wijziging overblijft, dat het
bedrijf wèl interesseert, is intusschen ernstig ge
noeg. Het onder de controle van de Wet brengen
van zoogenaamde niet beroepsmatige vertoonin
gen heeft namelijk geleid tot het aanbrengen van
nieuwe elementen in de Wet, waardoor ook het
bedrijf getroffen wordt.
Er is te waardeeren vóór-overleg geweest tus
schen den Minister en het bedrijf. Dit heeft tot
resultaat gehad, dat, en spreker gewaagt daarvan
met groote erkentelijkheid, aan een aantal bezwa
ren is tegemoet gekomen. Ons is daarbij van
Regeeringszijde de geruststellende verzekering ge
geven, dat aan deze Wetswijziging hoegenaamd
niet de bedoeling heeft voorgezeten het bedrijf
moeilijkheden in den weg te leggen. Integendeel,
men heeft voor de wijze, waarop het bedrijf zich
in den loop der jaren aan de thans vigeerende Bio
scoopwet heeft aangepast, alsook voor den steun,
die van de zijde van den Nederlandschen Bioscoop-
Bond bij de uitvoering van de Wet is ondervon
den, niets dan waardeering. De Regeering meent
echter, dat de bijzondere tijdsomstandigheden het
noodzakelijk hebben gemaakt, dat zij, respectieve
lijk de Rijkscommissie Filmkeuring over grootere
bevoegdheid beschikt. Zoo wil de Minister het in
de hand hebben op bepaalde dagen en onder be
paalde omstandigheden de vertooning van films
te kunnen verbieden. Spreker ontwikkelt daar
tegen de bekende bezwaren van het bedrijf, zooals
deze reeds gepubliceerd zijn in het Orgaan en op
genomen zijn in het adres, dat juist heden aan de
Tweede Kamer is verzonden.
Hij hoopt, dat de Kamer deze wijziging aldus
zal amendeeren, dat een dergelijk verbod alleen
mogelijk zal zijn onder buitengewone omstandig
heden.
De grootste bezwaren van het bedrijf keeren
zich wel tegen het nieuwe artikel 16 bis. Daarin
wordt immers den Voorzitter van de Rijkscommis-
9